MSK Gent rouwt om overleden directeur.

Op 21 februari is Robert Hoozee, directeur van het Museum voor Schone Kunsten te Gent, op 62-jarige leeftijd na een korte ziekte overleden. Hij was sinds 1978 verbonden aan het MSK, eerst als assistent, vervolgens als directeur ad interim en vanaf 1985 als directeur. In die dertig jaar legde hij zich voornamelijk toe op het uitdiepen en contextualiseren van de Belgische kunst van de 19de en vroege 20ste eeuw. Tijdens de eerste jaren realiseerde hij oerdegelijke tentoonstellingen als George Minne en de kunst rond 1900 (1982) en Vlaams Expressionisme in Europese context 1900-1930 (1990). Die laatste tentoonstelling was een mijlpaal door de manier waarop ze de Vlaamse expressionisten van hun ‘inheemse’ imago ontdeed en hun kunst via talrijke verrassende confrontaties in een internationale context plaatste: Gustave De Smet naast de Fransman André Lhote, Permeke tegenover de Italiaan Mario Sironi… Hoozee imponeerde ook door het geduld en de precisie waarmee hij ondanks de schaarse middelen kapitale stukken verwierf voor de collectie. Met een feilloze intuïtie en een immens geduld wist hij ‘het juiste stuk’ te bemachtigen: een portret van Oskar Kokoschka (1987), een kleine maar ongemeen scherpe Max Ernst (1999), het slanke Wierook van Fernand Khnopff (2000), de Maria Magdalena van Alfred Stevens (2001) – ‘bourgeoisschilderkunst’ die niettemin voorbeeldig past bij de fin-de-sièclekunst van de collectie – en uiteindelijk ook een sculptuur van Wilhelm Lehmbruck (2006). Toen ik Robert Hoozee in 1997 voorDe Witte Raaf interviewde, verzuchtte hij dat het bijna onmogelijk was om nog een beeld van Lehmbruck te verwerven – van het kleine oeuvre van de jonggestorven Duitser werd zelden een stuk op de kunstmarkt aangeboden. Bijna tien jaar later botste ik in het museum op Lehmbrucks Zich omkerende meisjeskop (1913-14), dat zopas door het museum was aangekocht. Ik trachtte me het engelengeduld voor te stellen waarmee hij jarenlang op die unieke kans had gewacht om alsnog dat ene stuk te kopen, dat hij nodig had om naast Minne te plaatsen.

De laatste jaren werd zijn voorliefde voor de Britse kunst – hij promoveerde op John Constable – steeds zichtbaarder in het tentoonstellings- en collectiebeleid. In 2007 realiseerde hij British Vision: Observatie en verbeelding in de Britse kunst 1750-1950, wellicht dé tentoonstelling die Hoozee ooit wilde maken. Op de laatste dag van de tentoonstelling – het was de zesde keer dat ik ze bezocht – liep ik hem op het lijf op het moment dat hij, zoals hij het zelf uitdrukte, ‘afscheid kwam nemen van de werken’. Vlak voor zijn overlijden sloot een tentoonstelling met gouaches en werk op papier van de Britse landschapsschilder John Constable (1776-1837). Op de dag van de begrafenisplechtigheid in de 19de-eeuwse Sint Annakerk werd de tentoonstelling van de Engelse kunstenaar Ford Madox Brown (1821-1893) geopend: een waardig afscheid in Engelse stijl voor een voorbeeld van een museumdirecteur, die in de traagheid en de intensiteit waarmee hij het ‘museumwerk’ verrichtte al haast niet meer van deze wereld was. (D.P.)