width and height should be displayed here dynamically

The Next Economy. Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam

Evenals de vorige editie van de Internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam (IABR) ging The Next Economy over de toekomst van de stad. Terwijl twee jaar geleden de relatie tussen de stad en de klimaatverandering centraal stond, draaide het in deze editie om de stad als motor van de wereldeconomie. De 21e eeuw is de eeuw van de stad, schrijft hoofdcurator Maarten Hajer in de inleiding van de catalogus; de stad is waar ‘vernieuwing’ plaatsvindt, waar het geld verdiend wordt. De meerderheid van de wereldpopulatie woont in de stad, en in de toekomst zal het aandeel stedelingen blijven toenemen. Daarom moeten we nadenken over hoe de stad opnieuw georganiseerd moet worden, over hoe we wonen en werken in de stad. Wat voor infrastructuur is er nodig? Hoe kan de stad duurzamer worden? Belangrijke en grote thema’s werden aangesneden in deze tentoonstelling, die al even groots was opgezet als de vorige editie. The Next Economy probeerde geen eenduidig antwoord te geven op dergelijke gecompliceerde vraagstukken; de tentoonstelling was een verkenningsmissie met een open einde. IABR bood een platform voor onderzoek en presenteerde mogelijke toekomstscenario’s.

De tentoonstelling vond plaats in de imposante ruimte van de Fenixloods II op het Rotterdamse eiland Katendrecht – vorige edities waren opgesteld in de meer formele omgeving van de Kunsthal of het Nederlands Architectuurinstituut. Op lange tafels lagen voorstellen voor uiteenlopende onderwerpen als huisvesting, publieke ruimte en duurzame energie uitgestald. Soms ging het om uitgevoerde projecten, vaker om ideeën in ontwikkeling. De Afrikaanderwijk Coöperatie, geïnitieerd door ontwerpster Jeanne van Heeswijk, is een succesvolle onderneming die al enkele jaren loopt. Het project probeert de sociale cohesie in de Rotterdamse wijk te verbeteren met onder andere een buurtkeuken en een aantal ateliers waar kleding gemaakt en verkocht wordt. Flex Test Roc daarentegen, is een onderzoeksvoorstel van Marco Broekman en Dingeman Deijs Architects dat nagaat hoe onderwijs en bedrijfsleven in Amsterdam beter op elkaar kunnen aansluiten. De architecten willen onderzoeken wat de optimale ruimtelijke vorm en locatie zou zijn voor ROC-scholen (ROC = regionaal opleidingscentrum) in de stad, en hoe bestaande scholen hun gebouwen beter kunnen benutten.

Een groot deel van de tentoonstelling bestond uit de presentatie van de zogenaamde ‘projectateliers’. Ontwerpers gingen daarvoor op uitnodiging van de IABR een meerjarig samenwerkingsverband aan met gemeentelijke overheden in Nederland. In Utrecht bijvoorbeeld stond de relatie tussen gezondheid en de stedelijke omgeving centraal. De nadruk lag hierbij op preventieve gezondheidszorg; hoe kan een meer ‘gezonde stad’ gebouwd worden? Het onderzoek vond plaats in de wijk Overvecht, waar door reorganisatie een aantal scholen en gezondheidsinstellingen weggetrokken zijn. In het gepresenteerde plan werd voorgesteld om deze leegstaande gebouwen een nieuwe bestemming te geven, maar wat die nieuwe functie zou zijn en wat de relatie is tot de ‘gezonde stad’, wordt niet meteen duidelijk. Succesvoller is het projectatelier ‘De Nordic City’. In de stad en regio Groningen werd onderzoek gedaan over de omschakeling naar duurzame energie tussen nu en 2035. Daarbij werd onder meer gesuggereerd om in de Eemshaven een centrum voor opslag en distributie van offshore-windenergie te bouwen. De gemeente heeft interesse getoond om deze voorstellen ook daadwerkelijk uit te voeren. Het concept van het projectatelier is dus een slimme zet; hier heeft de biënnale niet alleen een verkennende, maar ook een sturende rol.

De projectateliers richtten zich voornamelijk op Nederland, maar elders keek IABR over de landsgrenzen heen. Een van de interessantste onderdelen legde de focus op Afrika. Onder de noemer Africa: What’s Next? selecteerden Edgar Pieterse en Tau Tavenga van het African Center for Cities in Kaapstad een aantal sterke projecten die goed laten zien voor welke uitdagingen steden als Nairobi of Lagos staan. Het project WeCyclers, bijvoorbeeld, wil recycling in Lago stimuleren door middel van een slim systeem van fietsers en mobiele technologie. Zoals veel projecten in de tentoonstelling is WeCyclers een samenwerking tussen politieke organisaties, lokale start-ups en internationale bedrijven. M-Pesa, een Keniaans project, gebruikt ook digitale technologie, meer bepaald die voor mobiel bankieren. Mensen kunnen geld sturen en ontvangen via hun telefoon – en sinds kort zelfs een ziektekostenverzekering afsluiten. M-Pesa wordt al gebruikt in grote delen van Oost-Afrika en breidt mogelijk uit naar India en Oost-Europa.

Maar het meest in het oog springende onderdeel van de biënnale was toch wel het kleine amfitheater in het midden van de loods. Bij binnenkomst zag de bezoeker niet direct de tentoonstelling, maar een plek die ingeruimd was voor discussie. Hier werden gedurende drie maanden lezingen en workshops georganiseerd. Ook waren er rondleidingen door de buurt, door zowel buurtbewoners als ondernemers. De tentoonstelling speelde zich dus niet alleen af binnen de muren van de loods op Katendrecht, maar engageerde zich ook ten aanzien van de omgeving en maakte zo duidelijk dat de biënnale zelf onderdeel is van de ‘next economy’. Lange tijd was Katendrecht een probleemwijk. Sinds enkele jaren is dit aan het veranderen; aan de kade is een aantal restaurants geopend en ook bedrijfjes en ateliers hebben zich hier gevestigd. Met dit thema heeft de IABR een onderwerp aangesneden dat niet alleen interessant en relevant is voor architecten en stedenbouwkundigen, maar een veel grotere reikwijdte heeft.

De omvang van de tentoonstelling maakte het – net als op de vorige editie – lastig om alle projecten te bekijken en alle teksten te lezen. In totaal werden er zo’n zestig projecten getoond. Hierdoor vielen juist de projecten op waarbij de presentatie afweek van de gebruikelijke combinatie van modellen, foto’s en tekst. Hong Kong In-Between, een onderzoek dat gaat over publieke ruimte in de honderden smalle stegen van Hong Kong, werd bijvoorbeeld gepresenteerd in een langwerpige ruimte ingericht als een smal straatje.

Hoewel de biënnale niet wilde definiëren wat de ‘next economy’ is, bleken veel tentoongestelde projecten een aantal kenmerken te delen. De schaalmodellen, foto’s, tekeningen en films, maar vooral de grote hoeveelheid tekst en graphics, moesten een ‘groene’ toekomst oproepen. Kenmerken daarbij zijn een minder duidelijke scheiding tussen publiek en privaat, het verdwijnen van het (modernistische) idee van gescheiden wonen en werken, het terugbrengen van de industrie naar de stad en het principe dat de economie ‘iets teruggeeft’ aan haar omgeving. Tegelijkertijd viel op dat bij veel van de geselecteerde projecten het ruimtelijke aspect ver te zoeken was. Regelmatig vormde de stad slechts de achtergrond voor ondernemingen – dat gold bijvoorbeeld voor WeCyclers. Bij M-Pesa is deze relatie nog minder duidelijk; wat is precies de connectie tussen de stad en dit project? Vaak zijn het nieuwe technologieën en softwaretoepassingen die de hoofdrol spelen.

Als tentoonstelling laveerde The Next Economy tussen concrete voorbeelden en visionaire ideeën. Enerzijds gaf de tentoonstellingstekst aan dat het voornaamste doel erin bestond ontwerpers te stimuleren om alternatieve toekomstvisies aan te dragen, en tegelijkertijd waren deze imaginaries soms ver te zoeken – althans op het gebied van de ruimtelijke vormgeving. Alleen een project zoals Energetic Odyssey was op dit vlak geslaagd. Het bestond uit een kaart van de Noordzee met 25.000 windturbines, genoeg om Nederland, België, Denemarken, Duitsland en Noorwegen van elektriciteit te voorzien. Dit was een krachtig beeld dat aanzette tot denken; dergelijke projecten hadden we graag meer gezien.

 

The Next Economy (Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam), 23 april – 10 juli, Fenixloods II, Paul Nijghkade 19, Rotterdam (iabr.nl).