width and height should be displayed here dynamically

Angel Vergara

Angel Vergara. In het moment, MACS, Grand Hornu, 2023, foto Philippe De Gobert

Hoewel In het moment een overzicht biedt van het oeuvre van de Spaans-Belgische kunstenaar, legt curator Jérôme André het accent op het maakproces van Angel Vergara’s recente, picturale werk. Van in het begin van zijn carrière vermomt Vergara (1956) zich vaak als ‘Straatman’: gehuld in een half doorzichtig wit doek trekt hij de straten op voor performances en schilderacties. Naar eigen zeggen maakt de visuele beperking van het doek hem gevoeliger voor alles wat de context hem op het moment – dans l’instant – aanbiedt.

In zijn hoedanigheid van Straatman maakt Vergara een vergelijking tussen zijn persoonlijke ervaringen, met belemmerd zicht, en die van kinderen met een ernstige en blijvende gezichtsstoornis. Hij bezocht met een tiental slechtziende kinderen, tussen vijf en elf jaar oud, het MACS. Daarna liet hij hen op papieren plannen, en vervolgens op grote kartonnen platen in de vorm van het museum, met verf en klei aangeven wat ze gezien en ervaren hadden. In het centrum van Mons werden de platen verder bewerkt en achteraf stelde Vergara ze samen tot een primitief bouwsel, met de papieren plannen als ‘behang’. Hij gaf het project de naam La Peinture, c’est la vie qui s’échange (2020-2023). Als een manifest opent dit werk de tentoonstelling. Voor Vergara gaat schilderen het visuele veld te buiten: het is een registratie ‘in het moment’ van het leven zelf.

Om die constitutieve band tussen schilderen en beleving in zijn oeuvre te benadrukken, hangen net achter deze installatie en voor de tentoonstelling tien schilderijtjes op schrijfpapier, getiteld Portraits de jeune fille (Sylvie) (1982). Wellicht gemaakt kort na zijn opleiding aan de erg (École de recherche graphique) in Brussel, zijn deze uitbarstingen van felle kleuren, dikke lagen verf en metalspray uiterst levendige portretten van een jong meisje. De serie lijkt een oergebaar: het ogenblik waarop Vergara zichzelf als schilder ontdekte.

Vergara is echter geen wilde vitalist. Het proces dat tot La Peinture, c’est la vie qui s’échange leidde en de uitstekende documentaire over het maakproces tonen namelijk dat hij het leven dat hij ‘direct’ wil vatten de facto ensceneert. Vergara was met dit project overigens niet aan zijn proefstuk toe. Hij betrok slechtziende kinderen, maar ook toevallige passanten, in gelijkaardige acties tijdens Manifesta 13 in Marseille in 2020, en het resultaat daarvan sluit de tentoonstelling af.

De tableauxactions werden (deels) in situ gerealiseerd op losse lappen stof, achteraf geassembleerd en bewerkt in het atelier. De werken hebben een uitgesproken schilderkunstig en complex karakter. Ze zijn niet alleen letterlijk gelaagd – aan elkaar gestikt – maar ook figuurlijk complex. De vele verflagen die de naden wegschilderen in het drieluik Les Belles Idées reçues rouge/vert/ocre (2020) herinneren aan de intense worsteling met de verfmaterie die typisch is voor het impressionisme: het drieluik vertoont een opmerkelijke gelijkenis met Les Nymphéas van Monet. De grillige cartografie met plaats- en naamaanduidingen en met kreten in de reeks Bruxelles City act 1/2/3/4 (2022-2023) lijkt dan weer een verslag van een situationistische dérive. Veel werken vertonen ook het soort droedels die opduiken in het werk van Cy Twombly. De serie David/Paolo/Dora (2020) bestaat uit aan elkaar gestikte lappen om borstels te reinigen, die dan – als een rorschachtest – verder bewerkt werden.

Alles tussen het begin- en eindpunt van de tentoonstelling illustreert hoe Vergara op uiteenlopende wijzen de osmose tussen kunst en leven in scène wil zetten. In de tweede zaal is het resultaat alweer een plastisch werk, met name de reeks Acts & Paintings (2017). Tijdens een concert van Ensemble Hermes in de galerie van Axel Vervoordt gleed Vergara, in de gedaante van Straatman, langs een reeks met grafiet ingestreken doeken, als een menselijke gom. Dat leverde een grillig spel van strepen en vlekken op. Subtieler is de film Deux Corps amoureux (2004). Opnieuw figureert Straatman, maar deze keer komen er twee paar handen van onder het laken tevoorschijn, die tekeningen maken boven op een echte tekening die als projectiescherm functioneert.

Vergara’s installaties en audiovisueel werk zijn minstens een even belangrijk deel van zijn oeuvre, en film komt al aan bod in de eerste zaal met La Petite Fille et Marina (2023). Een reuzegroot ledscherm toont op de achtergrond afwisselend beelden van Marina Abramović en van een blind meisje dat deelnam aan La Peinture, c’est la vie qui s’échange. Op de voorgrond danst een penseel heen en weer dat kleurige vlekken en strepen nalaat op een glasplaat. De combinatie van achtergrondbeeld en schilderactie lijkt, zoals Olivier Michelon opmerkt in de catalogus, op de rear screen projection in oude Hollywoodfilms: het ‘personage’ is het penseel, als een pars pro toto van de schilder. De actie ‘be-tekent’ wat in de achtergrond gebeurt, maar die achtergrond ‘be-tekent’ ook de actie.

In dit geval is de boodschap moeilijk te missen, maar ook eenduidig: Vergara zet de beroemde ‘zieneres’ tegenover een anoniem, blind kind. Wie ziet ‘meer’? Die vraag duikt ook op in de super 8-filmpjes in de antichambres: beelden van gewone mensen, in hun gewone doen. Door die filmpjes in een museum te plaatsen, geeft Vergara hun plots ‘rechten’ die ze anders niet hebben. Een verwante gedachte kenmerkt de filmserie El Pintor (2009), waarin verschillende mensen model staan voor de schilder Vergara, van wie echter alleen het penseel te zien is, dat heen en weer beweegt over het beeld, zonder sporen na te laten. Schilderen wordt een koestering, van vrienden, maar ook van ‘onbeteken(en)de’ mensen.

In zaal drie volgt in een eerste deel een collage van fragmenten uit vroegere installaties, zoals prijslijsten, een hoedenwinkel (met een forse knipoog naar Broodthaers) en een plan van Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle. Ze verwijzen naar installaties in kunstruimtes die Vergara inrichtte als een echt café of een echte winkel, zodat alles wat er gebeurde het statuut van kunst kreeg. Een tweede sectie overdondert met filmbeelden en soms fascinerende schetsen van de plaatsen die Vergara als kunstnomade aandeed. Een film toont de blijde intocht van Straatman in Brussel, met echte brandweerwagens. In een ander werk zit Vergara vermomd als varken in een hondenkennel, ditmaal met een knipoog naar Beuys. In het laatste deel van dezelfde zaal polst hij naar zijn plaats in de kunstgeschiedenis: niet zonder lef herwerkt hij Nu descendant un escalier van Duchamp tot een film die langzaam verglijdende posities toont.

In deze ene zaal met drie afdelingen en in de aanpalende antichambres met korte filmfragmenten liggen alle sleutels tot Vergara’s oeuvre enigszins achteloos uitgestald, als een momentopname van mogelijke verbanden. Het is een feuilleton, zoals een opschrift halverwege meedeelt, of een verhaal zonder begin of einde. Daarin verschijnt een paradox. Telkens als Vergara ‘in het moment’ duikt, blijkt hoezeer hij verbonden blijft met een geschiedenis van het beeld. Zelfs zijn meest onbevlekte, onschuldige filmbeelden zijn zorgvuldig bedacht. Zo toont hij – misschien ongewild – de onmogelijkheid van het voornemen om in het moment te zijn. Door zijn beelden te ensceneren wil hij hun waarachtigheid benadrukken, maar die enscenering verraadt ook dat hij niet vertrouwt op de kracht van de beelden zelf. Vergara toont voortdurend dat beelden in een traditie staan – hij wéét dat, maar wil het meteen ook weer vergeten. Dat is menselijk, maar dus bijwijlen ook irritant.

 

• Angel Vergara. In het moment, tot 8 oktober, MACS, Rue Sainte-Louise 82, Grand-Hornu.