width and height should be displayed here dynamically

Laurenz Berges. Das Becherhaus in Mudersbach

Laurenz Berges, Schlüssel und Knopf, 2018, VG Bild-Kunst, Bonn

Met hun ‘typologieën’, in reeksverband uitgewerkte, vergelijkende representaties van industriële architectuur en zware industrie, verwierf het fotografenduo Bernd (1931-2007) en Hilla Becher (1934-2015) een aparte, invloedrijke plaats op het kruispunt van documentaire fotografie en beeldende kunst. Hun objectiverende werkwijze maakte ook letterlijk school omdat Bernd van 1976 tot 1996 aan de kunstacademie van Düsseldorf een fotoklas had en het atelier van het echtpaar in Düsseldorf-Kaiserswerth een standplaats werd voor studenten.

Voor een aantal van die oud-cursisten die een afstandelijke, zakelijke benadering van hun onderwerpen gemeen hadden, doch inhoudelijk veel verschilden, riep uitgever en verzamelaar Lothar Schirmer de verzamelnaam Düsseldorfer Fotoschule in het leven. Die ‘school’ omvat zo’n tiental namen, onder wie bekende figuren als Andreas Gursky, Axel Hütte of Thomas Struth, die vanaf de jaren tachtig in het oog sprongen met hun monumentale prints.

Laurenz Berges (1966), die in 1992 aantrad in de klas van Bernd, behoort tot de tweede generatie van de Becherschool. Hij onderscheidt zich door een uitgesproken melancholisch temperament en maakt afdrukken op middenformaat. Die overdonderen niet, maar bewerkstelligen een een-op-eenrelatie. Het residuele, de ruimtelijke manifestatie van wat verdween of verlaten werd, staat centraal in zijn stille beelden. Berges debuteerde begin jaren negentig met foto’s van desolate legerkazernes in Oost-Duitsland die waren achtergelaten door vertrekkende Sovjetsoldaten. Nadien spitste hij zijn aandacht onder meer toe op dorpen die werden ontruimd voor de bruinkoolwinning in het Rijnland of op de tristesse van de haveloze noordelijke wijken van Duisburg.

Met de tentoonstelling Das Becherhaus in Mudersbach in de Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur in Keulen, een verkorte versie van een expositie die vorige zomer in het Museum für Gegenwartskunst Siegen te zien was, verkent Berges een onbewoond huis dat het kruispunt vormde van verschillende generaties van Bernd Bechers familie. Het pand, dat naar schatting dateert van begin negentiende eeuw, behoorde toe aan Bernds grootvader en bevindt zich in het Siegerland, een streek in Noordrijn-Westfalen, historisch belangrijk voor het ontginnen van ijzererts. De bouw werd opgetrokken in de typisch regionale vakwerkhuisstijl: een pittoreske vorm van houtskeletbouw met dragende buitenmuren opgebouwd uit zichtbare houten balken. Van 1959 tot 1978 fotografeerden de Bechers zo’n tweehonderd van die façades in het industriegebied rond Siegen.

Voor Bernd Becher bood de woonst een tweede thuis. Na de dood van de grootouders bleven zijn twee ongehuwde en godvruchtige tantes Maria en Berta, toeverlaten in zijn jeugd, er resideren. Na hun overlijden in de jaren zeventig verkaste de uit Potsdam afkomstige moeder van Hilla met haar biedermeierachtige huisraad een tijdlang naar Mudersbach. Ook later, toen het huis definitief onbevolkt was, bleef Bernd eraan verknocht en keerde hij er regelmatig terug. Nu draagt zijn zoon Max er zorg voor, om dit curiosum met zijn verschillende relicten in de oorspronkelijke toestand te bewaren.

Berges kreeg de sleutels van het huis en werkte er met tussenpozen in z’n eentje gedurende vier jaar. Zijn opnamen ontstaan steeds na een proces van incubatie. Openstaan voor intuïtie en het laten inwerken van de ruimte zijn essentieel, een werkwijze die enigszins vergelijkbaar is met een rijpingsproces. De foto’s van de in onbruik geraakte interieurs (nooit gevat in een algemeen beeld) en sporadisch enkele doorkijken naar buiten hebben weinig werelds. Berges interesseert zich voor de doffe roep van het afwezige in het aanwezige; het ervaren van de leegte van het voorbijgaande. Een blik van verlies, het onomstotelijke patina van de tijd rust op alles.

Troosteloze holtes in de tijd, met alleen nog een verre naklank van het levende dat wegtrok: zo laten deze beelden – meer afschijnsel dan afbeelding – zich het best omschrijven. De dingen zijn bedekt met een gebruikslaag, maar ze ademen niet meer: religieuze parafernalia, wandelstokken aan de muur van het voorportaal, een bleekgele telefoon met kiesschijf, een onaffe puzzel op een klaptafel, een open schuiflade met capsules in blisterverpakking, een trommel met verschoten, gekleurde wasknijpers. Ook voor de nabije omgeving geldt het lijden onder troosteloosheid. Zo biedt het zicht vanuit een raam een aanblik op naakte heuvelruggen als gevolg van massale houtkap. Niet langer is de natuur een bron van troost; er kan alleen akte genomen worden van een leemte.

Al dertig jaar werkt Berges met een analoge 5 bij 7 inch grootformaatcamera op statief. Vanwege zijn voorliefde voor hoe natuurlijk, veelal indirect licht zich materialiseert, zijn lange belichtingstijden van vijf minuten of meer geen uitzondering. Daarbij treft hoe licht dat op obsolete voorwerpen valt zich schijnbaar verzelfstandigt. Het is een getemperd, bezonken licht, dat aansluit bij de sporen van ouderdom en het uitslijten, verstoffen van oppervlakken over decennia. Ook heeft Berges aandacht voor hoe wisselende daglichtomstandigheden geschakeerde, veranderende kleurtemperaturen bewerkstelligen, zoals bij een aantal beelden van raampartijen met gesloten voiles en gordijnen in tegenlicht, of bij een identieke opname van een kale muur met een beeldig lampenkapje bij dag en bij valavond. Tastbaar drapeert het licht zich telkenmale over voorwerpen en ruimtes. In digitale tijden waarin de helderheid en het dynamisch bereik van foto’s met allerlei presets kunstmatig vertekend worden, zijn Berges’ analoge beelden die de nulgraad van natuurlijk licht koesteren puur zintuiglijk een verademing.

Berges fotografeert uitsluitend in kleur. Zwart-wit – abstraherender en ook grafischer door het uitgesproken contrast – is uit den boze. Voor hem is kleur beter geschikt om de textuur van oppervlakken en de eigenschappen van voorwerpen te beschrijven. In tweede instantie maakt kleur het makkelijker om het gefotografeerde aan een bepaalde tijd toe te wijzen.

De minimale tentoonstelling in de Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur doet onvoldoende recht aan dit sterke werk. Zo’n twintig afdrukken en twee vitrinekasten met memorabilia worden getoond in een zijruimte, slechts de helft van wat van het Mudersbachhuis te zien was in het MGK Siegen. Het grotere parcours neemt Simone Nieweg (1962) in. Zij legt zich toe op agrarische landschappen en behoort tevens tot de tweede generatie van de Becherschool. Jammer dat Halten und Schwinden (‘Houden en verdwijnen’), de voorbeeldige presentatie in Siegen, niet integraal hernomen werd. Naast het gros van de 46-delige Mudersbachreeks bood het museum in de geboortestad van Rubens boeiende aanvullingen, zoals Berges’ reeks Mühlenkamp 16 (2004-2005), met stillevens uit de oude woning en werkplaats van Bernd en Hilla Becher, maar ook een aantal negendelige rastervormige reeksen van de Bechers met foto’s van vakwerkhuizen. Wie Siegen zag, ervaart de tentoonstelling in Keulen als geamputeerd. Het gelijknamige, bij Schirmer/Mosel verschenen fotoboek dat ter inzage ligt, biedt enigszins soelaas.

 

• Laurenz Berges. Das Becherhaus in Mudersbach, van 12 november 2023 tot 21 januari 2024, Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur, Im Mediapark 7, Keulen.