width and height should be displayed here dynamically

Roger Raveel. De essentie

Roger Raveel. De essentie, Roger Raveel Museum, 2024, Machelen-aan-de-Leie

Een globetrotter reist de wereld rond om nieuwe dingen te ontdekken, terwijl een reiziger eindeloos rond de kerktoren sjokt om telkens iets nieuws in hetzelfde te ontwaren. ‘Reizen is niet iets anders zien, het is anders zien,’ zoals Gilles Deleuze dat verschil onnavolgbaar scherpstelt in zijn L’Abécédaire. Samen met de kerk van het pittoreske dorpje Machelen-aan-de-Leie vormt die reizigersattitude de kern van het oeuvre van Roger Raveel. Misschien behelst dat wel ‘De essentie’? 

Met dat woord in de titel van de overzichtstentoonstelling, ter ere van het vijfentwintigjarige bestaan van het Roger Raveel Museum, wordt voornamelijk verwezen naar de meest essentiële werken uit dit oeuvre. De opstelling is redelijk conventioneel en chronologisch gerangschikt. Het laat de bezoeker wel toe om op een paar uur tijd zelf een reconstructie te maken van de plastische omwentelingen die Roger Raveel (1921-2013) gedurende zijn schilderscarrière heeft doorgemaakt. 

Zo valt het op dat de eerste doeken uit het begin van de jaren veertig realistische landschapsschilderijen van Machelen-aan-de-Leie bevatten. Picturale elementen uit zijn nabije omgeving zullen Raveels kapstokken blijven, alleen zal de vormgeving drastisch wijzigen. Als eerste keerpunt wordt vaak het jaar 1948 genoemd, toen Raveel brak met het expressionisme. Dat schisma voltrekt zich langzamerhand. Op het schilderij Spittende man (1948) is het gezicht van de figuur, die op het veld werkt, al uitgevlakt tot een grijze brij. Twee doeken verder hangt Vier witte paaltjes in de tuin (1948), een conventioneel, haast banaal landschapsdoek met vier paaltjes ietwat raadselachtig afgebeeld in een tuintje. Maar tussen die twee schilderijen hangt, als ware het een plastische synthese van de voorgenoemde doeken, Man met ijzerdraad (1952-53). Het gezicht van deze man is verder geabstraheerd tot een kleurrijk raster, de achtgrond beslaat een groen monochroom vlak en de palen hebben als Fremdkörper aan omvang gewonnen. 

Door die vernuftig gecureerde sequentie verkrijg je als toeschouwer een zeker plezier in het heen en weer lopen, op zoek naar de juiste visuele ankerpunten om Raveel te volgen in zijn evolutie. Zo’n lichtvoetige kijkwijze is wel toepasselijk, want humor en speelsheid waren hem niet vreemd. Al lijkt die humor bij Raveel vooral te schuilen in het genot om de vreemdste plastische combinaties op poten te zetten. Dat blijkt des te prominenter in de jaren die in de expo worden benoemd als ‘een abstract moment’. De werken uit deze periode hangen niet toevallig in een meer gesloten ruimte. De museale inklemming geeft weer hoe Raveels toewijding aan het abstracte als scharnierpunt in zijn ontwikkeling fungeert, want tijdens deze jaren laat hij de figuratieve elementen voor even varen en doemt voor een van de eerste keren het witte vierkant op. Wanneer Raveel weer figuratiever gaat schilderen, verschijnt dat vierkant, niet zonder zelfspot, als een vreemde entiteit, zoals in Het witte vierkant rust even uit (1970), waar het languit op een stoel is neergezegen. Op Vogelschrik van het museum in het schilderij (1978) wordt een schilderij van een vaas met een stok erin afgebeeld en aan die stok hangt ook een wit vierkant. Volkomen absurd, ontzettend geinig en toch op een vreemdsoortige manier nog vastgeklonken aan de dagelijkse leefomgeving.

Na zijn ‘abstracte periode’ heeft Raveel het inzicht verworven dat zelfs de meest knotsgekke herschikking van de dagelijkse realiteit niet alleen tot de mogelijkheden, maar ook tot de plichten van de schilder behoort. Al behoedt zijn Vlaamse nuchterheid hem tegelijkertijd voor een té hoogdravende kunstopvatting. Terwijl Malevitsj met zijn zwarte vierkant het gelaat van God wilde afbeelden, injecteert Raveel met zijn witte vierkant niet alleen een speelser, maar ook een opener en vrijer element, zonder die benauwende religieuze dimensie. Zelfs zijn Karretje om de hemel te veroveren (1968) doet eerder grijnzen en verwonderen dan sidderen en beven. 

Als zijn installaties al getuigen van een geloof, dan wel van de overtuiging dat een kunstenaar moet ingrijpen in de realiteit die hem omringt. Ook zijn zelfportretten ontspruiten aan die verstrengeling tussen de omgeving en wat wordt weergegeven op het canvas. Het meest expliciet gebeurt dat in Raveel kopieert zichzelf (1972). Daarop staat, naast Raveel zelf, ook een representatie van een eerder werk, met de titel van het doek in groene letters eronder geschreven. Het lijkt te alluderen op een vorm van zelfplagiaat, de schilder die spot met zijn gebrek aan inventiviteit: expliciet en toch voldoende cryptisch om de toeschouwer blijvend te betrekken en niet te vervelen. 

Na de gang met deze werken volgt plots een grote vitrine met zicht op de kerk van Machelen-aan-de-Leie. Dat uitzicht herinnert aan de spil van dit oeuvre: zijn blijvende inzet om met beelden de wereld anders vorm te geven. De voorlaatste zaal is niet toevallig gewijd aan zijn engagement. Een televisiescherm toont een archieffragment uit het programma Zoeklicht uit 1978. Raveel organiseerde een folkloristische en fantasierijke schilderijenoptocht langs de Leie, als protest tegen de demping van een rivierarm. Zijn goede vriend en dichter Roland Jooris, met wie hij regelmatig samenwerkte, verwoordde dat ‘dit schilderij in functie van een sociale impuls de indruk moet geven van wat de Leie nu is’. Het betekent allesbehalve dat Raveel zijn impressie van de Leie wilde weergeven. Volgens Jooris bezat zijn kameraad net een aversie voor het impressionisme. Raveel wil immers tonen dat kunst de kern van de werkelijkheid steeds opnieuw moet omwentelen en op zijn kop moet zetten. In de laatste zaal bevinden zich nog enkele installaties, waaronder De roep om solidariteit (2002). Een paar levensgrote en kleurrijke figuren, en de laatste houdt een spiegel voor de borst. Plots word je betrokken in Raveels opzet om steeds meer elementen uit de realiteit met elkaar te verweven. Je wordt medeplichtig én solidair. Met het inzicht zelf aan zet te zijn, wandelt de bezoeker naar buiten en werpt misschien nog één blik achterom. Boven het museum prijkt dezelfde kerktoren als een paar uur eerder, al lijken de wolken die rond de torenspits drijven ietsje meer in witte vierkanten te zijn veranderd.

 

• Roger Raveel. De essentie, tot 6 oktober, Roger Raveel Museum, Gildestraat 2/8, Machelen-aan-de-Leie.