width and height should be displayed here dynamically

Simone Guillissen-Hoa

Simone Guillissen-Hoa, Jacques Dupuis, Huis Steenhout I, Brussel, 1953, foto Graf

De tentoonstelling over de weinig bekende, maar zeer interessante architect Simone Guillissen-Hoa (1916-1996) is geënt op haar archief, dat haar zoon Jean-Pierre Hoa aan het CIVA schonk. Dit Brussels instituut voor architectuur en stedenbouw heeft ook een omvangrijke collectie, en dat deze bijdrage zowel tijdig als noodzakelijk is, blijkt uit de tot nu toe bijna volledige afwezigheid van vrouwen in hun collectie. Het archiefmateriaal in de expo steunt sterk op de vijftien prominente tentoonstellingsteksten, die samen een complete biografie vormen, en die gebaseerd zijn op de monografie van Caroline Mierop die vorig jaar bij Prisme Éditions verscheen. Haar veelbewogen leven maakt Guillissen-Hoa fascinerend: de Brusselse architect was kind van Chinese en Pools-Joodse ouders, lid van het verzet, een alleenstaande moeder in de jaren vijftig, en de eerste Belgische vrouwelijke architect met een eigen bureau. 

Dit levert het feministische uitgangspunt van de tentoonstelling, gecureerd door Silvia Franceschini en Yaron Pesztat, wel problemen op: de neiging bestaat om praktijken van vrouwen in het kader van hun biografie (en vrouwelijkheid) te lezen, en het lukt deze tentoonstelling ook niet om Guillissen-Hoa’s architecturale werk genoeg duiding te geven om haar indrukwekkende biografie tegenwicht te bieden. 

De mooie displays langs de muren zijn chronologisch geordend, beginnend bij Guillissen-Hoa’s kindertijd. Geboren in Peking in een intellectueel gezin vertrekt Hoa naar Brussel en studeert daar als de vierde vrouwelijke (en eerste Chinese) student architectuur aan La Cambre. Als communist wordt ze politiek actief en bezoekt ze als ‘kameraad’ de Burgeroorlog in Spanje samen met haar jonge echtgenoot Jean Guillissen, eveneens een architect. Guillissen-Hoa documenteert zichzelf als jongvolwassene met een heel mooie, zelfbewuste fotocollage die ze met eigen portretfoto’s fabriceerde. Jean wordt aan het begin van de oorlog als lid van het verzet geëxecuteerd. Guillissen-Hoa wordt actief in het communistisch verzet, met de codenaam ‘Peggy’, en overleeft een twee jaar durende opsluiting in concentratiekampen. Indrukwekkende archiefstukken zijn de geborduurde objecten die de vrouwen in de kampen voor elkaar maakten, net als de portretten van kampgenoten door Guillissen-Hoa. Die objecten alleen al maken een bezoek aan het CIVA de moeite waard. Reeds twee jaar na haar bevrijding heeft Guillissen-Hoa drie architectuuropdrachten op stapel staan. Het getuigt van haar enorme veerkracht. 

Wanneer de tentoonstelling bij Guillissen-Hoa’s begincarrière belandt, wordt de focus verlegd en volgt er in hoog tempo een opsomming van gerealiseerde gebouwen, veelal in Brussel. Af en toe is het lastig om de soms kleine zwart-witfoto’s te verbinden met de bijbehorende verhalen. Guillissen-Hoa was geen bijzonder uitgesproken architect en bouwde naast enkele publieke opdrachten vooral woonhuizen. Anders dan haar meer radicale collega’s was zij niet wars van compromissen en praktiseerde zij een subtiel, Scandinavisch geïnspireerd modernisme – wat zich vertaalt in veel foto’s van nogal doorsnee gebouwen. Gelukkig zijn er uitzonderingen, zoals La Quinta, een Richard Neutra-achtige gelijkvloerse villa uit de sixties die ze ontwierp voor een echtpaar met ‘veel kinderen’ en honden. Dit project was zo flitsend dat het in een reclamecampagne mocht figureren. Her en der bevinden zich nog meer sappige documenten, zoals een brief van een opdrachtgever die klaagt over de temperatuurhuishouding en die een lange lijst van metingen bijhield. In de delen die zich op haar architectuur concentreren, had wat meer duiding niet misstaan. De zaaltekst heeft het droogweg over ‘gevelvlakken’ en ‘volumes’, maar dat is niet genoeg om de oningewijde bezoeker te informeren. Welke compromissen Guillissen-Hoa sloot, hoe haar gebouwen zich met andere gebouwen uit die tijd laten vergelijken, wat voor risico’s ze nam, wat haar esthetische uitgangspunten of idealen waren – het blijft onuitgesproken, hoewel juist dat interessante details zijn als het gaat om minor of dagelijkse architectuur.

Wel wordt er nadrukkelijk aandacht besteed aan het artistieke netwerk van Guillissen-Hoa. Aan de muren hangen werken van vrienden en collega’s – Max Bill, Mayou Iserentant, Léon Spilliaert, Enrico Castellani, Tapta – waaronder een aantal mooie portretten van Guillissen-Hoa. Er passeren heel veel namen in de zaaltekst, die soms doet duizelen. Steeds wordt getraceerd hoe Guillissen-Hoa via diverse netwerken, waaronder contacten uit het verzet, tot haar opdrachten kwam. Het is interessant om een indruk te krijgen van hoe de (commerciële) lijnen liepen, en hoe vriendschap en politieke overtuigingen daarmee verstrengeld waren. De keerzijde is dat met de nadruk op dit netwerk de schijn van afhankelijkheid gewekt wordt. Eén citaat van de zoon van een opdrachtgever luidt bijvoorbeeld: ‘Het was uit loyaliteit aan de idealen van zijn jeugd dat mijn vader ervoor koos om het ontwerp van zijn huis toe te vertrouwen aan Simone Guillissen-Hoa.’ Dat doet het klinken alsof ze haar carrière aan de sentimentaliteit van anderen te danken had. Er wordt ook ingegaan op haar drie jaar durende samenwerking met architect Jacques Dupuis, met wie ze diverse grote projecten realiseerde, hoewel haar naam in de credits vaak werd weggelaten. Dupuis werd benaderd om deel te nemen aan Expo 58 en zij niet. In die zin kan een netwerk ook onzichtbaarheid creëren.

In het midden van de tentoonstellingsruimte staat een groot scherm met een video-essay, waarin Eva Giolo en Aglaia Konrad in opdracht van het CIVA de gebouwen van Guillissen-Hoa in hun huidige staat tonen. Het is een slimme manier om de zwart-witfoto’s uit het archief kleur te geven en naar het nu te halen. De beelden zijn fotografisch verstild, soms met omgevingsgeluiden van langsrijdend verkeer, geschuif met papier of gekraak van een stoel. De frames spelen met het lijnenspel in de architecturale ontwerpen – verspringende ritmes van ramen, een wandmeubel of deurklinken. Sommige gebouwen zijn in slechte staat, of de huidige functie verstoort het ontwerp, zoals in het geval van een kleuterschool (in samenwerking met Dupuis) waarin de vele kasten voor de ramen niet echt strak te noemen zijn. Het video-essay brengt de carrière van Guillissen-Hoa tot leven en sluit, in alle stilte en subtiliteit, precies aan op de rest van de tentoonstelling. 

Toch is die indruk van stilte vreemd in een tentoonstelling waarin zo’n grote hoeveelheid feitelijke informatie gedeeld wordt. Hoewel het archief zich non-verbaal uitdrukt, in de vorm van materialen, de subtekst van de feiten en hoe de objecten en gebouwen voor zich spreken, is een opvallende afwezigheid de stem van Guillissen-Hoa zelf, die nauwelijks aan het woord komt. Zijn er geen documenten in het archief waarin zij zichzelf expliciet positioneert, waarin ze zich beklaagt over de situatie of jubelt over haar carrière? Simone Guillissen-Hoa is een mooie introductie tot het fascinerende leven van een succesvolle architect, waar ik graag nóg meer over zou willen weten. 

 

Simone Guillissen-Hoa, tot 22 september, CIVA, Kluisstraat 55, Brussel.