width and height should be displayed here dynamically

Chantal Akerman. Travelling

Chantal Akerman. Travelling, Bozar, Brussel, foto Julie Pollet

‘Ergens anders is het altijd beter. Dus ik doe al eeuwen niks anders dan vertrekken en weer aankomen,’ schrijft Chantal Akerman (1950-2015) in haar boek Ma mère rit (2013), waarvan zopas een Nederlandse vertaling verscheen. Het oeuvre van de Belgische filmmaker, schrijver en kunstenaar ontvouwt zich binnen de wisselende omgeving van het voortdurende onderweg zijn. Van benauwende (keuken)interieurs in steden als Brussel, Parijs en New York tot tijdelijke tussenplaatsen zoals woestijnlandschappen in Mexico en het Midden-Oosten. Al reizend filmt ze en al filmend reist ze. Ze neemt afstand om dichterbij te komen.

De langverwachte eerste Belgische overzichtstentoonstelling, die na de zomer in een aangepaste versie naar Parijs verhuist, plaatst de verschillende locaties, media en genres centraal die Akerman tijdens haar carrière heeft doorkruist. In twaalf tentoonstellingszalen brengen curatoren Laurence Rassel, Céline Brouwers en Alberta Sessa een chronologisch parcours samen van niet alleen verscheidene van Akermans artistieke (kort)films, installaties en rushes, maar ook uitzonderlijke archiefstukken van haar productiehuis, scenario’s, setfoto’s en brieven. De talrijke citaten op de muren verbinden het geheel en pogen inzichten in haar gedachten, twijfels en werkproces te geven.

De selectie onthult zelden tot nooit eerder gepresenteerd werk. Zo opent de eerste zaal met filmessays die Akerman in de zomer van 1967 draaide voor haar toelatingsexamen aan het Brusselse INSAS (Institut National Supérieur des Arts du Spectacle), waar ze werd toegelaten, maar al snel weer vertrok op zoek naar een vrijere manier van creëren. Op de vier korte 8mm-films in zwart-wit zonder geluid zien we naast passages van de Belgische kust in Knokke ook de binnenplaats van het Brusselse Hotel van Cleve-Ravenstein, waar nu CINEMATEK en de Fondation Chantal Akerman huizen. In deze eerste beelden is ook haar moeder Natalia aanwezig – de intieme maar complexe moeder-dochterband zou Akerman haar leven lang trachten te doorgronden.

Kort na de Tweede Wereldoorlog emigreerden Akermans Joods-Poolse ouders naar België. Natalia, de enige van haar gezin die Auschwitz overleefde, kon deze gruwel nooit verwoorden en was, in tegenstelling tot haar dochter, voortdurend aan huis gebonden. Met haar camera tracht Akerman dit onuitgesprokene te onderzoeken. In de kortfilm Saute ma ville (1968) is de achttienjarige filmmaker te zien die, schijnbaar onbezorgd en neuriënd, huishoudelijke taken uitvoert in een Brussels appartement, totdat ze de gaskraan van het fornuis opendraait en een explosie veroorzaakt. Haar personage vertoont onmiskenbare gelijkenissen met de door Delphine Seyrig vertolkte huisvrouw in Akermans monumentale Jeanne Dielman, 23 quai du Commerce, 1080 Bruxelles (1975) – in 2022 door het Britse Sight and Sound uitgeroepen tot de beste film aller tijden.

Akermans interne rusteloosheid en wantrouwen ten aanzien van een ‘thuis’ brachten haar naar New York. Naast setfoto’s, aantekeningen en poëtische scenario’s – om een film te maken moest je volgens Akerman altijd eerst schrijven – van haar single-set film Hotel Monterey (1972), wordt La Chambre (1972) geprojecteerd. Geïnspireerd door de avant-gardecinema van onder anderen Michael Snow en Yvonne Rainer, zijn beide films het gevolg van een fascinatie voor de ruimtelijke vormgeving van interieurs en een minimalistische registratie van architecturale structuren.

Akerman richtte haar open blik ook naar buiten, naar wat of wie vaak aan het oppervlakkige zicht van de toeschouwer ontsnapt. Zo demonstreren ook de rushes van Hanging Out Yonkers (1973), het veelbelovende maar nooit gemonteerde project waarvoor Akerman samen met Babette Mangolte portretten filmde van jonge drugsverslaafden in een dagcentrum in Yonkers, grenzend aan The Bronx. ‘Het speelde zich ergens anders af, aan het einde van de wereld,’ zei ze daarover, ‘en dan kwam ik daar aan en dan luisterde en keek ik.’

Akermans scherpe observaties van mensen en locaties in de marge resulteerden niet alleen in experimentele cinema, maar vanaf het midden van de jaren negentig ook in multimediale installatiekunst. Haar eerste imposante installatie D’EST, au bord de la fiction (1995), gecreëerd in samenwerking met monteur Claire Atherton, bestaat uit vierentwintig televisieschermen op sokkels, in acht triptieken verspreid over de ruimte. De schermen tonen fragmenten uit Akermans documentaire D’Est (1993), waarvoor ze, kort na de val van de Berlijnse Muur, naar Oost-Europa trok om er de overgangsperiode in voormalige Sovjetgebieden vast te leggen. Mensen wachten, omgeven door wisselende seizoenen, bij stationshallen, telefooncellen, vervallen gebouwen en bushaltes, en staren gelaten voor zich uit.

Met D’EST, au bord de la fiction verplaatste Akerman als een van de eersten haar filmkunst naar de museale tentoonstellingsruimte. Statische long takes en tracking shots worden over de schermen gedeconstrueerd tot één uitgepuurde, lange travelling. Als toeschouwers zijn we zo niet alleen in staat om de verschillende sequenties gelijktijdig waar te nemen, maar herhalen we ook de slepende camerabewegingen, door onszelf langs de voorbijglijdende gezichten en landschappen te bewegen. De klankband, soms synchroon, soms niet, stuurt de indringende stroom van stemmen en bevreemdende geluiden. Op een vijfentwintigste televisiescherm is Akerman zelf te horen, terwijl ze buiten beeld spreekt over de drijfveren van het project en het beeldverbod binnen de Joodse traditie.

Akermans laatste installatie Now (2015), geproduceerd voor de Biënnale van Venetië, kort voor haar zelfgekozen dood, sluit het geheel af. In tegenstelling tot haar laatste film No Home Movie (2015), waarin het langzaam afscheid nemen van haar moeder centraal staat, is deze installatie extreem gewelddadig. In een verduisterde ruimte hangen vijf grote schermen waarop beelden van – volgens Akerman ongedefinieerde – woestijnlandschappen in het Midden-Oosten in een snel tempo voorbijrazen. De immersieve installatie doet denken aan de cinematografie van de Holocaustfilm The Zone of Interest (2023) van de Britse regisseur Jonathan Glazer. Op Akermans desolate terreinen zijn geen mensen te zien, maar door de verontrustende soundtrack galmen steeds luider en indringender geluiden van krijsende vogels, geweerschoten, kinderen, een muezzin, schreeuwende mensen, een joods gebed en constante explosies. Een pijnlijke vraag dringt zich op: welke positie neem je in als toeschouwer van aanhoudend geweld?

De blijvende culturele impact van Akerman kan nauwelijks worden overschat. Zoals de bijdragen van Anouk De Clercq, Sharon Lockhart en Wang Bing in de catalogus illustreren, vormen de universele thematieken en grensverleggende vormentaal van Akerman een onuitputtelijke bron van inspiratie voor hedendaagse makers. Een waardevolle aanvulling op de expo in Bozar vormt de gelijklopende tentoonstelling in het S.M.A.K., waar audiovisuele kunstenaars Sirah Foighel Brutmann (1983) en Eitan Efrat (1983), door gevoelige elementen van hun gelijkaardige diasporageschiedenis, in dialoog treden met Akermans praktijk, haar Joods-Europese achtergrond en ambigue band met Israël. Toen Glazer de Oscar voor beste internationale film in ontvangst mocht nemen, legde hij in zijn speech de link tussen de Holocaust en het leed in Gaza. Ook het beklijvende werk van Akerman kan wijzen op blinde vlekken voor grootschalige ontmenselijking.

 

• Chantal Akerman. Travelling, tot 21 juli, Bozar, Ravensteinstraat 23, Brussel.