width and height should be displayed here dynamically

Artefact 2024. At the still point of the turning world

Etel Adnan, Untitled, 2021, STUK, Leuven, 2024, foto Kristof Vrancken

Het Artefact Festival in Leuven combineert sinds 2006 twee weken lang een tentoonstelling met lezingen, film en muziek in STUK. Karen Verschooren, hoofdcurator sinds 2016, verbindt artistieke reflectie met maatschappelijke thema’s. Ze zet vooral bestaande werken in, maar laat ook werken in opdracht maken. Dat is ook het geval bij deze editie, met Zeynep Kubat als cocurator.

Artefact is een aantrekkelijk format: de korte looptijd wekt een gevoel van urgentie op bij een talrijk publiek. De tentoonstelling wordt zo ook een gespreksruimte. Toegankelijke, suggestieve werken worden zorgvuldig omkaderd met onder meer een vrijwel kosteloze catalogus en intensieve publieksbegeleiding. Deze editie verschilt volgens Verschooren van de voorgaande doordat ze niet vertrekt vanuit een thema, maar vanuit een – herkenbaar – gevoel: toenemende ruis op de massacommunicatie bemoeilijkt het om te zien wat er werkelijk gaande is, persoonlijk én maatschappelijk. Zo komen mensen zelden tot actie, terwijl het politieke klimaat opschuift naar autoritaire en repressieve regimes. De tentoonstelling stelt de vraag of kunst een uitweg kan bieden of zelfs de wereld kan redden. Toen Antwerpen in 1993 culturele hoofdstad was, werd die vraag ook al gesteld. Het antwoord leek toen vooral dat ‘redding’ niet de roeping van de kunst is. Dertig jaar later bieden kunstenaars evenmin probate remedies, maar hun toon is militanter of focust meer op identiteit als vaste grond onder de voeten.

Culturele identiteit staat alleszins centraal in de eerste zaal, met name in 18.000 worlds (2022-2023), een film van de Oezbeekse Saodat Ismailova. Zij koppelt het voorouderlijke Oezbekistan, bepaald door mystieke tradities, aan beelden van de puinhoop die het Sovjetregime achterliet. Je ziet en hoort haar spreken over de mystieke gedachte dat we in slechts één van de achttienduizend mogelijke werelden leven. Een tafel met teksten en amuletten bevestigt dat deze wereldaanschouwing doorleeft. Dat het leven in Oezbekistan guur is, en ver af staat van de frivole ondergangsstemming in het Westen, heeft daar wellicht veel mee te maken.

De film krijgt een verrassende echo in de allerlaatste zaal met We’ll find you when the sun goes black (2021), een film waarin Anouk De Clercq een totale zonsverduistering oproept. Het is in zijn eenvoud een hallucinante beeldervaring, die door een citaat van Bertolt Brecht op scherp wordt gezet: ‘Zal er in donkere tijden nog gezongen worden? Ja, er zal nog gezongen worden, over donkere tijden.’ Dat is een ondubbelzinnig statement over wat kunst doet: diffuse ervaringen acuut maken.

De drie installaties van de Taiwanese, in de VS opgeleide Pei-Hsuan Wang, die nu in Gent leeft, zijn complexer van vorm en inzet. Grote beelden in geglazuurd aardewerk met een mythologische inslag vormen de kern: je herkent er (fantasie)dieren in, maar ook menselijke figuren. Wang presenteert ze op houten en stalen raamwerken met brandglas en gaasdoek die een huiselijke sfeer evoceren. Een aparte gids verklaart de vele referenties die Wang verwerkte, als toe-eigening van een verloren oorsprong. Het treffendste stuk, Mother and Lychee Tree (2023), doet meer: de tekening, slechts 19 bij 21,5 cm groot, is opgebouwd uit ragfijne potloodlijnen die een extreme concentratie vereist moeten hebben. Kunst gaat lijken op een zenoefening in onthechting.

Wangs werk vormt een bruggetje naar een tweede lijn in de tentoonstelling: kunst als oefening in concentratie, waarneming en scherpe expressie. De twee schilderijen van de Zuid-Koreaanse Hyun-Sook Song, 3 Brushstrokes over 1 Brushstroke (2023), hebben een opake, van licht naar donker verlopende grondlaag waarop met een breed penseel een schuine verfstreek is aangebracht. Door de lichte kromming en de kleurvariatie lijkt die op een houten stok. Het beeld aarzelt tussen figuratie en abstractie. Wat het spannend maakt, is dat de kunstenares drie brede vegen sterk verdunde, lichte verf aanbracht die de onderliggende figuur verdoezelen of zelfs wegstrepen, en er tegelijk de aandacht op vestigen door aan de rechterrand een smalle strook ongemoeid te laten. De catalogus vermeldt herinneringen van de kunstenaar aan haar thuisland, maar ook zonder die wetenschap is de intensiteit van het schilderkunstige gebaar bijzonder.

Die intense concentratie komt ook terug in Untitled Circle Brass (2023) van Germaine Kruip. Door de belichting van een ellipsvormige gepolijste messing plaat verschijnt op de wand erachter een perfect ronde lichtcirkel. Zo legt Kruip een waarneming vast die ze ooit bij toeval deed en die haar bleef intrigeren. Roman lovers (2023) van Sophie Whettnall vat op dezelfde manier intense observaties samen in een helder gebaar: ze ‘noteert’ beelden van bomen in Rome met rode en oranje inkt op grote zijden doeken die kriskras in de ruimte hangen. Enkele druppelvormige spiegels op de grond maken die ervaring nog tastbaarder. Een verrassende, maar juiste keuze is Liquid reflections (uit 1968!) van de Brits-Amerikaanse Liliane Lijn. Zij experimenteerde met kinetische kunst, maar de inzet van dit werk, dat verwant is aan dat van Ann Veronica Janssens, zijn de onvatbare optische effecten die met minimale middelen ontstaan.

Als een neventhema gaat de tentoonstelling in op lichamelijke sensaties als toetssteen van het denken. Dat zit in de diepzeewereld die Anne Duk Hee Jordan met simpele middelen inventief evoceert in Worlds Away (2023), maar ook in de handgebaren die Margaret Salmon ensceneert in de video I you me we us (2018). Ze inspireerde zich op Hand Movie (1966) van Yvonne Rainer. Melig sentiment ligt hier echter op de loer.

Een brug wordt gemaakt door de zestien waterverftekeningen van Arpaïs Du Bois. Deze Belgische kunstenaar verbindt op telkens één blad van een schrift, elke dag weer, een gedachte met een abstracte tekening. Grillige vlekken van donkere penseelstreken krijgen in deze Cahiers (2023) zo het epitheton ‘Un partenariat avec ses tourments’. De tekeningen versterken elkaar als getuigenis van een volgehouden discipline ‘to stay with the trouble’. Beeldpoëzie, maar ook gewoon poëzie, die raakt aan de belangrijke plaats die dichtkunst as such krijgt in deze expo. De film I hope I’m loud when I’m dead (2018) van de Britse Beatrice Gibson opent omineus met de toespraak van Donald Trump bij zijn inhuldiging als president, en toont ook veel institutioneel geweld, als opmaat voor een lezing uit eigen werk van de Amerikaanse non-binaire dichters CAConrad en Eileen Myles. Tussendoor duikt de video geregeld in de wereld van kinderen. Gibson zelf komt ook in beeld, eerst in een gekwelde zelfconfrontatie, wanneer ze lippenstift uitsmeert zoals Heath Ledgers The Joker in de film The Dark Knight (2008). Het slotbeeld toont haar echter terwijl ze met haar kind uitgelaten danst in een spiegelpaleis. Poëzie wordt het wapen in een activistische strijd voor een poëtischer, diverser, ontvankelijker bestaan. Subtiel is de boodschap niet, zeker niet vergeleken met het aangrijpende pleidooi van Audre Lorde dat naast de video te lezen valt. Zij stelt dat poëzie verborgen inzichten van verdrukte groepen aan het licht brengt, en ze wijst taal expliciet aan als systeem voor zowel machtsuitoefening als verzet. Nog sterker is de poëzie van Etel Adnan, present met twee gedichten en het kleine schilderij Untitled (2021), die samen de tentoonstelling al een bezoek waard maken. Adnan maakte het schilderij kort voor haar dood. Het wijkt sterk af van haar bekende landschappen in heldere, onversneden kleurvlekken. Untitled lijkt eerder een werk van Cy Twombly: een vluchtige, maar precieze notitie die zweeft tussen tekst en beeld, als een directe notatie van een ervaring voorbij kunstigheid en ideologie. De twee gedichten bevestigen dat.

Deze editie van Artefact, die nog meer werken telt, is door de vele aangezette lijnen eerder warrig. Wat de curatoren willen tonen, blijft ook in hun inleiding tot de catalogus te vaag omdat ze al te veel actuele thema’s willen aanstippen. Toch wordt een sterk tijdsbeeld zichtbaar. Het ongeduld en de sluimerende woede van een groeiende groep mensen komen tot uiting, inclusief de benauwende status quo van politieke, maatschappelijke en economische concepten die geen connectie meer hebben met de kwesties van vandaag. Kunstenaars zijn de lichtende voorbeelden van een andere manier van denken en handelen – niet meer, maar ook niet minder.

 

• Artefact 2024. At the still point of the turning world, van 8 tot 25 februari 2024, STUK, Naamsestraat 96, Leuven.