width and height should be displayed here dynamically

Donald Rodney. Visceral Canker

Donald Rodney, Flesh of My Flesh, 1996

In de jaren tachtig maakte Donald Rodney (1961-1998) naam als lid van de BLK Art Group. Deze jonge kunstenaars met een Afrikaanse of Caribische achtergrond stonden bekend om hun conceptuele benadering van machtsrelaties in het Verenigd Koninkrijk, met name op het gebied van klasse en ras. Rodney voegde daar in zijn eigen werk nog een derde sociale dimensie toe: fysieke gezondheid. Sinds zijn achtste leed hij aan sikkelcelanemie, een erfelijke ziekte die ernstige bloedarmoede veroorzaakt en vroegtijdige botafbreuk teweegbrengt. De ziekte belemmerde hem in het realiseren van zijn ideeën, maar vormde tegelijkertijd een grote inspiratiebron.

Uit het retrospectief Visceral Canker, deze lente bij de Whitechapel Gallery in Londen, blijkt dat Rodney zijn ziekte zowel conceptueel als praktisch in zijn werk liet terugkomen. Zo gebruikte hij röntgenfoto’s, die hij regelmatig in het ziekenhuis moest laten maken, als een ‘doek’ voor schilderijen. Voor de reeks Britannia Hospital (1988) bracht hij meerdere röntgenfoto’s samen in een raster en schilderde er taferelen op die hij in het nieuws zag. Een arrestatie, een dakloze man: voor Rodney waren dit ‘symptomen’ van het thatcheristische beleid van de jaren tachtig. Vanwege de kwetsbaarheid van het röntgenpapier heeft het merendeel van deze schilderijen het niet tot in 2025 overleefd. Alleen het tweede schilderij is bij de Whitechapel Gallery op zaal te zien, van de overige schilderijen zijn er foto’s.

De titel van de tentoonstelling komt van de gelijknamige installatie uit 1990. Dit werk bestaat uit twee familiewapens, dat van Sir John Hawkins (de eerste Brit die slavenhandelaar werd) en van Koningin Elizabeth I (die de slavenhandel van Hawkins ondersteunde). Aan elk familiewapen is een dialyseapparaat bevestigd, dat bloed rond het wapen laat circuleren. Oorspronkelijk wilde Rodney de installatie van zijn eigen bloed voorzien. Als Brits-Caribische twintiger ervoer hij de alledaagse nasleep van het Britse imperialisme, met systemisch racisme en criminalisering van zwarte jongeren. Rodney hekelde het feit dat hij op straat als een bedreiging werd gezien: het was een vooroordeel dat zijn bewegingsruimte in de maatschappij – die door zijn ziekte sowieso al kleiner was – verder inperkte. De gemeente Plymouth, die Rodney de opdracht voor het werk had gegeven, tekende echter bezwaar aan tegen het gebruik van mensenbloed, en eiste dat er kunstbloed gebruikt werd. Voor de kunstenaar was deze eis een tegenslag. Het confronteerde hem met het feit dat hij niet alleen op straat, maar ook in zijn eigen kunst beperkt kon worden door de angsten van anderen.

In het ziekenhuis, waar Rodney soms maanden na elkaar verbleef, werd hij eveneens geconfronteerd met racistische vooroordelen. Daarover maakte hij Flesh of My Flesh (1996), een close-upfoto van een chirurgisch litteken op zijn dijbeen. Rodney liep het litteken op na een heupoperatie als gevolg van de botafbreuk die zijn ziekte veroorzaakte. De behandelende chirurg had weinig ervaring met zwarte patiënten, en hing bovendien een racistische theorie aan over de eigenschappen van zwarte huid, die hij als ‘weerbarstiger’ beschouwde en daarom onderwierp aan een meer rigoureuze hechtmethode dan witte huid. Daarom gaf hij Rodney buitensporig meer hechtingen dan technisch gezien nodig was, waardoor de kunstenaar een groot, rommelig litteken kreeg. De close-upfoto dient als een bewijsstuk van deze wanpraktijk. Toch vroeg Rodney de kijker niet om medelijden. Integendeel, met Flesh of My Flesh wilde hij de theorie van de chirurg weerleggen. Aan weerszijden van de close-up plaatste hij foto’s van mensenharen, genomen onder een elektronenmicroscoop. De haren op de ene foto behoren toe aan Rose Finn-Kelcey, een bevriend kunstenaar; de haren op de andere foto zijn van Rodney. Onder de microscoop, zo laat hij zien, lijken de haren van een zwarte man en een witte vrouw nagenoeg hetzelfde. Het vooroordeel van de chirurg blijkt racistische mythologie, en Rodney ‘herovert’ de anatomische feiten van zijn eigen lichaam.

Zoals het titulaire werk en Flesh of My Flesh illustreren, is Visceral Canker een expositie waarin geweld de thematische boventoon voert. Alle werken van Rodney ontstonden als een reactie op systemische onderdrukking, maar toch zijn ze niet uitgesproken pamflettistisch. Poëzie en humor zijn belangrijke onderdelen van Rodneys artistieke signatuur, en uit elk werk – hoe zwaar ook – blijkt een liefdevolle strijdvaardigheid. Toen Rodney tegen het einde van zijn ziekteverloop een rolstoel nodig had om zich voort te bewegen, benaderde hij het hulpmiddel als een metafoor voor veerkracht en verlangen. In de documentaire Three Songs on Pain, Light and Time (1995), gemaakt in samenwerking met het Black Audio Film Collective, is de rolstoel een metafoor voor het lichaam van de kunstenaar: door vrienden wordt hij opgevouwen, door een veld met zonnebloemen getild en ten slotte naar zee gebracht. Dezelfde metafoor zette Rodney door in de kinetische sculptuur Psalm (1997), het laatste werk dat hij maakte. Psalm is een voorgeprogrammeerde rolstoel die zelfstandig door de ruimte kan bewegen. Rodney ontwierp Psalm toen zijn vader kwam te overlijden en hij te ziek was om naar de uitvaart te komen. De rolstoel woonde de uitvaart bij in zijn plaats.

Zelf overleed Donald Rodney in 1998, enkele weken voor zijn achtendertigste verjaardag. Hij leefde niet lang genoeg om een omvangrijk oeuvre te maken, en de retrospectieve in Londen is dan ook relatief klein. Visceral Canker telt hooguit dertig werken, inclusief de schetsen en voorstudies die in vitrines door de expositie zijn verspreid. Dit is uiteraard geen punt van kritiek: de geringe schaal maakt de politieke urgentie des te tastbaarder. Als er een medicijn voor zijn ziekte was uitgevonden, was de artistieke nalatenschap van Rodney ongetwijfeld groter geweest. Tegelijkertijd kun je je afvragen of de kunstenaar Donald Rodney zonder zijn ziekte überhaupt had bestaan: als hij gezond was geweest, zo grapt hij in Three Songs, was hij atleet geworden.

 

• Donald Rodney. Visceral Canker, tot 5 mei, Whitechapel Gallery, 77-82 Whitechapel High Street, Londen.