width and height should be displayed here dynamically

Imagine Home

Imagine Home, Het Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch, foto Jan-Kees Steenman

In 1974 zat schrijver Georges Perec drie dagen lang in een café aan de Parijse Place Saint-Sulpice, om alles te noteren wat er op die plek gebeurde, een bij voorbaat melancholische en gedoemde onderneming. In die minutieuze beschrijving van alles wat er was, van wat er gebeurde, was de weerklank van wat er niet (meer) was – in het geval van Perec zijn in de oorlog vermoorde ouders – des te aanweziger. Die melancholie, soms wrang, soms zoet, die met herinneren gepaard gaat, is ook zeer voelbaar in de groepstentoonstelling Imagine Home in Het Noordbrabants Museum, samengesteld door curator Nina Folkersma.

Wat is thuis en je thuis voelen? Geen kwestie is zo universeel, zo ingewikkeld en bovendien vaak inzet van geopolitieke machtsspellen. Het is een simpele maar fundamentele vraag die onmiddellijk zintuiglijke herinneringen en emoties oproept. In de tentoonstelling in ’s-Hertogenbosch levert het een zorgvuldige samenstelling van verschillende – niet per se tegengestelde – kunstwerken op. Het resultaat is een mix van zowel oudere als recente werken, waarvan sommige speciaal voor de tentoonstelling gemaakt zijn. Doordat ieder werk veel ruimte krijgt in de lichte museumvertrekken, kan in een aangenaam tempo een ronde gemaakt worden door zes aaneengesloten ruimtes zonder dat het ene werk het andere overheerst.

Een thuis is bij uitstek een lieu de mémoire. Zo benadert het oudste werk in de tentoonstelling – een verrassende en geslaagde toevoeging aan de overwegend jonge kunstenaars – het huis als container voor herinneringen door de materialiteit van het huis zelf te willen bewaren. Haütungen, zo noemde de Zwitserse Heidi Bucher (1926-1993) haar sculpturale installaties, en ze komen goed tot hun recht in een ruime, haast lege zaal. Het gaat om afdrukken van een kast, simpelweg getiteld Closet (1979), en van een wandafdruk uit het huis van haar voorouders in Winterthur, Wall with Window, Ahnenhaus Obermühle (1980-1981), een voorloper van Rachel Whitereads iconische House (1993), waarmee de beslotenheid van een stenen huis binnenstebuiten werd gekeerd in een afgietsel van de binnenkant. Een filmpje toont het procedé van Bucher: met vloeibaar rubber geïmpregneerde gaasdoeken stollen tot afdrukken van het voor haar zo belangrijke huis. Doordat het materiaal op gelooid leer lijkt, is het werk organisch, lijfelijk. De parelmoeren glans hier en daar geeft het werk dan weer een efemere kwaliteit. Net als bij Perec benadrukt wat aanwezig is juist datgene wat afwezig blijft.

Een bescheiden contrast met Buchers Haütungen vormt Schaepmanstraat-De Kempenaerstraat (2020), met rode rechthoekige tralies en foto’s van die tralies voor de ramen van een bakstenen huis, een sculptuur van de Nederlandse Lucas Lenglet (1972) en het enige andere werk in deze zaal. Ieder op hun manier herinneren ook deze werken aan House, een wellicht onvermijdelijke referentie in een tentoonstelling met dit thema. Een huis, zoals Whiteread tastbaar maakte, sluit ook buiten. Het is een vesting: wat zich thuis afspeelt, is niet bestemd voor de buitenwereld, zowel in goede als kwade zin.

De vraag wat thuis is, kan net zo goed beantwoord worden met eng nationalisme. Dat is een benadering die overigens niet de boventoon voert in deze expositie, maar door afwezigheid is die interpretatie toch aanwezig: bij een groot aantal kunstenaars speelt de migratie- of vluchtgeschiedenis een rol in het werk. Het merendeel van de werken heeft een intieme inslag en stelt een zintuiglijke ervaring centraal, zoals de met halva beklede installatie waarin de vingerafdrukken nog zichtbaar zijn, een soort in tweeën gedeelde kamer van de in Afghanistan geboren Narges Mohammadi (1983). In het werk van de Nederlands-Molukse Jerrold Saija (1996) wordt dan weer gebruikgemaakt van kruidnagelpoeder, een verwijzing naar de Nederlandse koloniale geschiedenis en de Molukse achtergrond van de kunstenaar. Een speelse vondst van Saija zijn de hagedisjes, ook wel tjitjaks genoemd, die van dichtbij op de witte muur zichtbaar worden, en hoewel het hier een specifieke jeugdherinnering aan de Molukken betreft, zal ze voor velen herkenbaar zijn.

In het prachtige Sour Things: The Pantry (2024) van de Palestijnse Mirna Bamieh (1983) wordt verwezen naar zout en citroen, beide gebruikt om eten te bewaren. De installatie van video, audio, sculpturen en tekeningen is een aanlokkelijk geheel qua kleur en compositie: glazen potten op keramieken houders in organische vormen en complementerende kleuren zoals turquoise en dieprood, een glinsterende berg zout, alles bij elkaar geplaatst op een spiegelende ondergrond. Daarboven, op een zacht wapperend doek van voile met een goudschittering is een beeld geprojecteerd van handen die iets koken of bakken. Erachter hangt vrolijk ogend behang met een reeks tekeningen met Arabisch schrift. Er klinkt een bezwerend repetitief audiogedicht. ‘Enter home, exit home, enter war, enter ghost’: de woorden sijpelen de harmonische omgeving binnen als herinnering aan de buitenwereld én aan de realiteit; de installatie is onmogelijk te beschouwen zonder de bombardementen en de hongersnood in Gaza indachtig te houden. Bamiehs werk is subtiel en poëtisch, vol leven en vreugde. Pas na een tijdje ga je je afvragen of de tekeningen van wat potten en schelpen misschien ook urnen en granaten kunnen zijn.

De eerste zaal van de tentoonstelling toont het werk van drie andere kunstenaars en dat van het duo Foundland Collective: de Zuid-Afrikaanse Lauren Alexander (1983) en de Syrische Ghalia Elsrakbi (1978). Blikvanger hier zijn de twee grote doeken van de uit Syrië afkomstige Raafat Ballan (1990), geschilderd in effen, sobere kleuren. De achtergrondvlakken, evenals de kleding van de mensfiguren op het grootste werk van de twee – een triptiek – zijn monochroom, waardoor de aandacht komt te liggen op gezichten en hun relaties onderling. Net als bij Francis Bacon zijn die gezichten ‘off-kilter’; ieder gezicht is op iets anders in het schilderij gericht en slechts af en toe werpt een figuur de blik naar de beschouwer. Het contrast tussen deze indringende gezichten en de effen vlakken geeft de compositie een plechtigheid zonder dat het aan dynamiek ontbreekt. Dichter bij de vraag ‘wat is thuis?’ zijn de geheugenoefeningen door uit Syrië gevluchte kennissen en vrienden van Foundland Collective. Aan ieder van hen werd gevraagd een plattegrond te tekenen van het huis dat ze hebben achtergelaten. Het zorgt voor mooie details, zoals een hondje, of de verschillende fruitbomen in de tuin. Confronterend is het kruis door een getekende ruimte met het woord ‘destroyed’.

De relatie met het tentoonstellingsthema ‘thuis’ is lang niet in alle werken expliciet, maar zit natuurlijk ook in het motief van gedwongen ontheemding. Dat is bijvoorbeeld het geval in het ingetogen Palianytsia van de Oekraïense Zhanna Kadyrova (1981), een tafel gedekt met versteende tarwebroden. De titel verwijst ook naar een woord dat door de oorlog een nieuwe lading heeft gekregen: doordat Russen het anders uitspreken, zonder de laatste ‘i’, wordt het een soort van paswoord om de vijand te herkennen. Als noot terzijde, is het wat dat betreft opmerkelijk dat in de zaaltekst van een verder zeer zorgvuldige en bedachtzame tentoonstelling de gerussificeerde spelling ‘Kiev’ is gebruikt, in plaats van Kyiv.

 

• Imagine Home, tot 2 juni, Het Noordbrabants Museum, Verwersstraat 41, ’s-Hertogenbosch.