width and height should be displayed here dynamically

Immediacy, or The Style of Too Late Capitalism

Sally Rooney, Alice Birch, Mark O’Rowe, Normal People, BBC Three, 2020

Toen in 1758 werd voorgesteld om een schouwburg in Genève te bouwen, tekende Jean-Jacques Rousseau bezwaar aan in zijn Lettre sur les spectacles. De Genèvers zouden volgens hem aan burgerzin inboeten zodra het theater zijn intrede deed: ‘Mensen denken dat ze samenkomen tijdens dat spektakel, maar net daar blijven ze geïsoleerd.’ Rousseaus brief kan als sjabloon dienen voor een anticonsumentistische cultuurkritiek die in de twintigste eeuw tot wasdom kwam; de notie van de samenleving als ‘spektakelmaatschappij’ gaat in feite terug op zijn bezwaar tegen een moderne cultuur van theatraliteit, die burgers zou afleiden van hun opdracht tot sociale transformatie.

Een complexloze verdediging van deze positie is in 2024 niet vanzelfsprekend. In een wereld waarin het internet de contouren van gemeenschapszin en creativiteit lijkt te hebben vercommercialiseerd en culturele consumptie zo gelaagd is geworden dat het adorniaanse idee van een massapubliek zelf twijfelachtig werd, dreigen klachten over de spektakelmaatschappij of spektakeldemocratie overbodigheid af te geven. Toch motiveert net dit kerninzicht – de illusie van directheid, overgebracht in de theatrale vorm van kunst, die de toeschouwer onmiddellijk bespeelt en daardoor corrumpeert – een van de interessantste werken in de recente kunsttheorie. Immediacy, or The Style of Too Late Capitalism van Anna Kornbluh is een gedurfde poging om grip te krijgen op zowel de aard als de omvang van het theatrale in de hedendaagse cultuur en politiek. Gedreven door de intuïtie dat een dominante ‘stijl’ een breed scala aan culturele fenomenen verenigt, vat de auteur een zoektocht naar eenheid aan die redelijk ongezien is sinds de postmoderne theoriemode van de jaren tachtig en negentig. De hypothese lijkt plausibel: de behoefte aan snelheid of toegang, gerelateerd aan just-in-time toeleveringsketens en klikbare content, sluit de noties van representatie en bemiddeling kort, hoewel zij ooit als centraal werden gezien.

Kornbluh onderzoekt autofictie, streamingtelevisie, participatieve kunstvertoningen en activistische trends en concludeert dat al deze fenomenen, ondanks disciplinaire verschillen, één centrale toewijding delen: onmiddellijkheid of immediacy. Ze trachten met andere woorden een onbemiddelde toegang tot het kunstwerk in kwestie te bieden, zonder abstraherende lagen of sterke auctoriële claims. In de romans van Annie Ernaux of Édouard Louis, maar ook in de kritische theorie van Bernard Harcourt, worden mechanismen van abstractie uitgeschakeld, en formele samenhang wordt ingeruild voor een aanspraak op authenticiteit. Die trend is ook zichtbaar bij kunstconsumenten. Individualisering en onmiddellijkheid gaan hand in hand: de persoonlijker wordende cultuurconsumptie heeft geleid tot een afname van de collectieve ervaring van kijken en lezen. Terwijl de televisieshow uit de jaren tachtig nog een restgevoel van gedeelde ruimte mogelijk maakte, dwingt het streamingplatform elke consument tot een sociaal bepaalde, maar eenzame overdaad.

De eerste manifestaties van deze stijl waren volgens Kornbluh al zichtbaar voor eerdere theoretici. In de jaren vijftig registreerde Michael Fried een nadruk op onderdompeling en immersie in het naoorlogse minimalisme, met een focus op de exploitatie van het medium ten koste van de intentionele autonomie. Het doel van action painting, zo beweerde Fried, was de toeschouwer naar binnen te lokken met een nadruk op de materialen waarmee de kunst zelf was gemaakt. Pollock verwees niet naar een extern referentiekader, maar bracht het basismateriaal van de kunst in beeld, als een orgaan zonder lichaam. ‘Literalistische’ kunst, aldus Fried, streeft ernaar ‘om niet haar eigen object-zijn te verslaan of op te schorten, maar integendeel om object-zijn als zodanig te ontdekken en te projecteren’. In deze belofte van onmiddellijkheid ontdekte Fried de onhoudbaarheid van die artistieke eis. Uiteindelijk zou het bijna onmogelijk worden om kunst af te bakenen als specifiek domein van menselijke ervaring. Als kunst slechts uit zou zijn op effect, vreesde Fried dat ze haar onderscheidend vermogen als vorm zou verliezen en daarmee ook haar politieke belofte zou kwijtraken. Kunst – aandringen op de kloof tussen het werk en de wereld, en een ruimte voor reflectie openen – zal de wereld simpelweg uitbreiden en reproduceren, zonder haar nog te representeren.

Kornbluh verhult haar schatplichtigheid aan de friediaanse traditie niet, zoals blijkt uit verwijzingen naar werk van Nicholas Brown en Walter Benn Michaels. Toch biedt haar boek een ambitieus brede toepassing van zijn arsenaal, die de focus op schilderkunst overstijgt. Wat Fried herkende als een nadruk op onderdompeling en als het verval van de autonomie van de auteur, is uitgegroeid tot een volwaardige stijl, van film tot schilderkunst, en van romans tot de politieke filosofie zelf. Het is onvermijdelijk dat deze metastase een nieuwe analytische uitdaging vormt. Bestaat er een algemene theorie over Netflix, objectgeoriënteerde ontologie en Sally Rooney? Indrukwekkend genoeg onthult Kornbluh toch de verbanden tussen deze culturele objecten, als uitdrukkingen van de stijl van directheid.

Esthetiek en politiek blijken hier ook moeilijk te scheiden. In de politiek, merkt Kornbluh op, kenmerkt een vraag naar onmiddellijkheid ook talrijke recente protestbewegingen: geen lagen om tussen de basis en de leiders te komen, geen intermediaire organen zoals partijen en vakbonden, geen representatieve, duurzame instellingen zoals staten en parlementen. Net als de korte cycli van financiële markten en nieuwe media, stuiptrekt en krimpt de publieke sfeer, zonder zich te kristalliseren in organisatorische infrastructuur.

Kornbluhs concept van onmiddellijkheid markeert daarmee een nieuwe fase in de vermarkting van cultuur, voor het eerst geanalyseerd in de jaren veertig en vijftig. Toch nodigt de categorie ‘onmiddellijkheid’ zelf uit tot scepticisme, zoals Hegel al aangaf. ‘Onmiddellijkheid’ is zelf een samenstelling van ‘middelijkheid’, en veronderstelt bemiddeling door ze op te heffen. Dat argument kan ook politiek worden vertaald. In een wereld waarin bemiddeling en abstractie al onze sociale structuren bepalen, is de roep om onmiddellijkheid uiteindelijk een roep om een ander soort bemiddeling. Representatie en bemiddeling vormen een intrinsiek onderdeel van de sociale werkelijkheid, maar dat wil niet zeggen dat ze onontkoombaar zijn. Ze afzweren is niet vluchten in organisatorische onschuld, maar eerder uitstellen en delegeren – zelf essentiële handelingen van bemiddeling. Niet alleen in de kunst, maar ook in de politiek heeft een cultuur van directheid geleid tot een pijnlijke verkleining van elke emancipatorische horizon. De performance van publieke oppositie heeft de voorkeur gekregen op de actualiteit van institutionele verandering.

Er zijn weinig boeken die dat vraagstuk zo scherp aflijnen als dat van Kornbluh. Haar compromisloze focus is niet altijd even consequent: uiteindelijk valt de stijl van Immediacy vaak ten prooi aan dezelfde zin voor ‘onmiddellijkheid’ die de auteur in de hedendaagse cultuur aanklaagt. Kornbluhs eigen schrijven doet vaak verwarrend immersief aan en heeft een enthousiast ongericht karakter: neologismen, popreferenties en internetargot liggen bezaaid over de pagina’s, alsof ze de stijl die wordt besproken ook illustreren. Het leidt tot een ongemakkelijke splitsing tussen vorm en inhoud: bezwaar tegen immersie op conceptueel niveau, onderdompeling in de vorm. Toch is Immediacy een van de weinige boeken die de culturele ervaring van dit decennium afdoend samenklit – een prestatie in een wereld waarin de vraag naar coherentie onder een verlammende verdenking is komen te staan.

 

Anna Kornbluh, Immediacy, or the Style of Too Late Capitalism, Londen, Verso Books, 2023, ISBN 9781804291344.