Mona Hatoum. Inside Out

Hot Spot (2013) is een stalen bolvormige constructie waarop met rood neonlicht de omtrek van de continenten is aangegeven. Een globe dus, maar van een aarde die vervaarlijk gloeit: de mondiale klimaatopwarming wordt samen met de vele oorlogen zichtbaar, op een wereld die voor de mens de place to be blijft. Het is een van de eyecatchers van Inside Out, de overzichtstentoonstelling van Mona Hatoum (1952) in Kunsthal KAdE. Samen met acht andere, meestal robuuste kunstwerken, staat de globe in een lager gelegen, grote witte zaal. Gek genoeg voelt die ruimte wat leeg en statisch aan, ondanks de omvang van Hot Spot of van het billboard recht tegenover de ingang, Over My Dead Body (1988-2002), met het gezicht van een vrouw die boos naar het tinnen soldaatje op haar neus kijkt. Op de vloer staan sculpturen, zoals een eveneens stalen, bolvormige constructie van bouwafval (Orbital III, 2018), twee rode olievaten waaruit de vorm van een plant gesneden is (Fossil Folly (group of 2) III, 2023) en een reusachtige rozenkrans van brons (Worry Beads, 2009). Een trolley met een constructie van bakstenen, aan één kant ingedeukt (A Pile of Bricks, 2019), suggereert een gebouw dat door geweld beschadigd is. Aan het plafond hangt een enorme mobile van plexiglas in de vorm van een wereldkaart (Map (mobile), 2019).
Het is meteen herkenbaar als werk van Hatoum: metaforen, paradoxen, wereldkaarten, verwijzingen naar oorlog en ontheemding. Misschien zwakken te veel soortgelijke werken elkaar af, door de herhaling van een formule. Sinds haar eerste grote retrospectief in het Centre Pompidou in 2015 was Hatoums oeuvre met toenemende frequentie in solotentoonstellingen te zien, bijvoorbeeld in het Institut Valencià d’art Modern in 2021. Daar had Hot Spot net een dreigende kwaliteit, en maakte A Pile of Bricks onmiddellijk de kwetsbaarheid van menselijke architectuur voelbaar. In Kunsthal KAdE ontbreken werken als Impenetrable (2009), Bunker (2011) en Light Sentence (1992): indrukwekkende, abstracte, koele installaties die geometrische schoonheid combineren met de hardheid en het onheilspellende karakter van het staal of de prikkeldraad. Een dergelijk tegenwicht voor de overduidelijk metaforische werken was welkom geweest. Zonder hard- en rauwheid, aspecten die toch ook het oeuvre van Hatoum kenmerken, kunnen haar werken te zeer voor de hand gaan liggen of didactisch lijken.
Hatoum werd geboren in Libanon als kind van Palestijnse ouders, gevlucht voor de oorlog. Nadat er ook in Libanon oorlog uitbrak, strandde Hatoum in Londen. Veel van haar thematiek is daarop terug te voeren, maar zoals in elk geslaagd kunstwerk wordt het particuliere meestal aangewend om iets universeels te verbeelden. Sinds de jaren tachtig bouwt deze kunstenaar gestaag aan een oeuvre dat bestaat uit performances, video, installaties, tekeningen en sculpturen. Vaak gaat het om grote, abstracte constructies, om alledaagse objecten die vreemd en gevaarlijk worden, met veel verwijzingen naar cartografie en architectuur – twee disciplines die het dagelijks leven zowel makkelijker maken als gevaarlijk abstraheren en buitensluiten. Hatoums beste werk perfectioneert abstractie met herkenbaarheid, kwetsbaarheid met duisternis.
Op de eerste verdieping zijn er zeven zalen ingericht met iconisch geworden werken. Paravent (2008) is een tot gigantische proporties opgeblazen kaasrasp. Het poëtische en meditatieve + and – (1994-2004) is een kinetische sculptuur: een arm maakt groeven in een ronde zandbak die onmiddellijk worden uitgewist door de andere arm. Een klassieker en hoogtepunt van de tentoonstelling is Home (1999): alledaagse keukenobjecten liggen op een tafel en staan beurtelings onder stroom. Het gezoem is over de hele verdieping te horen en verschaft de andere werken een urgente en onheilspellende lading. Een aardige toevoeging is een vitrine met spullen uit Hatoums werkproces: notitieboekjes, miniaturen en voorstudies, objecten en foto’s. Het geeft een mooi overzicht van de preoccupaties van de kunstenaar, van het beeldrijm (ingewanden, menselijk haar, spiralen, globes) en van terugkerende principes, zoals het herkenbare gebruiksvoorwerp dat gevaarlijk wordt.
In een kleinere zaal, een verdieping lager, is een overzicht van de performances bijeengebracht. Het is een goed gedocumenteerd overzicht, met zowel uitgebreide aantekeningen voor de performances als beeldmateriaal van de, vaak eenmalige, performances zelf. Er zijn enkele videoregistraties te zien, bijvoorbeeld van het naargeestige, maar krachtige The Negotiating Table (1983), waarin de kunstenaar, onherkenbaar in plastic gewikkeld, als een lijk op een houten tafel ligt. De metafoor is ook hier in your face – er wordt over andermans lijken onderhandeld – en zeer effectief.
Het geeft de tentoonstelling als geheel een waardevol verdiepend aspect. Speciaal voor Inside Out maakte Hatoum een nieuwe versie van een eerdere installatie, Web, te zien in de op loopafstand gelegen Elleboogkerk, waar tot 2018 het Armando Museum huisde. Het interieur is dat van een ruimte voor hedendaagse kunst, hoewel er details overblijven, zoals een glas-in-loodraam, die het sacrale niet verder opdringen. Web hangt aan de muren en het plafond: talloze glazen kralen die aan metaaldraad geregen zijn, zoals regendruppels die in een spinnenweb blijven hangen. In Valencia waren deze glazen kralen op de vloer gelegd in de vorm van een wereldkaart. De bezoeker die per ongeluk tegen een kraaltje stootte, kon onbedoeld grote verschuivingen teweegbrengen. Die spanning ontbreekt hier, en ook algemener biedt Inside Out bij momenten een déjà vu dat aan scherpte heeft ingeboet, alhoewel het overzicht een gedegen kennismaking blijft met Hatoums indrukwekkende oeuvre. Net voor de uitgang van de grote zaal hangt een klein werk, een plakkaat in blauw-wit email, met in het Arabisch en het Engels het opschrift: ‘Waiting is Forbidden’. Het zet de tentoonstelling, en voor even ook de rest van de wereld, toch weer in een zowel humoristisch als onheilspellend licht.
• Mona Hatoum. Inside Out, tot 4 mei, Kunsthal KAdE, Eemplein 77, Amersfoort.