width and height should be displayed here dynamically

My Oma

Charlie Koolhaas, Harriët Freezerstraat, Kunstinstituut Melly, Rotterdam, 2023, foto Kristien Daem

In À la recherche du temps perdu van Marcel Proust is de grootmoeder van de verteller een belangrijk personage, dat hem vergezelt als hij op reis gaat om van zijn ziekte te herstellen. Oververmoeid wil hij, voor het slapengaan, zijn jasje en laarzen zelf uitdoen, maar oma staat erop: ‘O toe, alsjeblieft. Het is zo’n vreugde voor je grootmoeder. En wees vooral niet bang om tegen de muur te kloppen als je iets nodig hebt vannacht, mijn bed staat met het hoofdeinde naar het jouwe toe en de muur is erg dun. Doe het meteen maar als je in bed ligt, dan kunnen we zien of we elkaar goed kunnen horen.’ Het getuigt van een onbaatzuchtigheid die ouders hun kinderen meestal niet gunnen, omdat ze er geen tijd voor hebben of omdat zoveel verwennerij niet goed kan zijn.

De grootmoeder als ongecompliceerde liefdesbron – het is een emotionele of psychologische opvatting die niet bepaald overheerst op de omvangrijke groepstentoonstelling My Oma in Kunstinstituut Melly, thematisch opgebouwd rond dat familielid. ‘In het licht van een ontwikkelende politieke polarisatie,’ zo staat in de toelichting, ‘worden historische perspectieven en versterkte intergenerationele banden benadrukt.’ Daarom zijn er vier andere thema’s waarmee het werk van meer dan twintig kunstenaars wordt gegroepeerd: verbintenissen, idealisering, erfgoed en ontworteling. De kunstwerken worden – opnieuw uit de toelichting – ‘gepresenteerd rond de centrale thema’s van onze tijd: van ervaringen met migratie tot dissonant erfgoed en veranderende genderrollen’. De grootmoeder wordt in het merendeel van de bijdragen ingezet als een vrij duidelijke en gepolitiseerde ‘betekenaar’ – ze staat ergens voor, en ze representeert iets door haar identiteit. In het geheel van de selectie maken al die individuele invullingen het woord ‘oma’ tot een floating signifier, die van de weeromstuit iets generisch krijgt. In elk geval leidt een origineel uitgangspunt tot een tentoonstelling waarin vele gemeenplaatsen terugkeren van de hedendaagse kunst, of althans van het discours van curatoren.

Een aantal werken zijn al deels historisch, omdat ze dateren uit het begin van deze eeuw – vermoedelijk waren ze mee aanleiding voor het concept, dat werd ontwikkeld onder leiding van Sofía Hernández Chong Cuy, de directeur van Melly die begin dit jaar werd opgevolgd door Gabi Ngcobo. Van Yto Barrada is bijvoorbeeld, binnen het thema ‘verbintenissen’, The Telephone Books (The Recipe Books) uit 2003 te zien. Het zijn foto’s – gelatine zilverdrukken – van de ringschriftjes waarin Barrada’s grootmoeder de telefoonnummers bijhield van haar tien kinderen. Ze deed dat aan de hand van streepjes en tekeningen, want ze was analfabeet. De zwart-witfoto’s tonen dubbelpagina’s van een veelgebruikt cahier; het ruitjespapier is bevlekt, in de eerste plaats met potloodvegen. Hiermee reduceerde een moeder, met het oog op communicatie, haar kinderen tot een nummer en tot een bijbehorende karikatuur. Hoewel ze met haar nakomelingen kon spreken, over de telefoon of in levenden lijve, kon ze woorden noch cijfers neerschrijven. Haar kleindochter gebruikte een andere technologie om van dit hulpmiddel een beeld en een kunstwerk te maken. Het resultaat getuigt van emancipatie, van toenemende (visuele) geletterdheid, maar ook van afstand – tussen generaties, maar ook tussen mensen met wie je in contact wenst te treden.

Tekenen is blijkbaar iets voor oma’s, want ook van de grootmoeder van Kateřina Šedá zijn er maar liefst 512 schetsen te zien. Jana, Šedá’s grootmoeder langs vaderszijde, ging met pensioen. Ze nam die rust zo ernstig dat ze al snel niks meer deed, en nergens nog interesse voor kon opbrengen: ‘Het doet er niet toe,’ zei ze dan. Šedá vroeg haar om te tekenen waar haar gedachten naar uitgingen, en het resultaat bekleedt de volledige achterwand van de tweede verdieping van Melly, met als titel It Doesn’t Matter (2005-2007). Jana werkte in een bouwmarkt zoals Brico of Praxis en ze kon zich al de verschillende producten – planken, hamers, schroeven, ladders, snoeren – nog heel precies voor de geest halen, inclusief afmetingen, hoeveelheden en prijzen. Net als Barrada toont Šedá de originele tekeningen niet, maar materie – ‘matter’ – komt toch weer in zicht, in de vorm van een papieren monument voor het werk waarmee deze oma haar leven zin of invulling kon geven. Tegelijkertijd maakt Šedá er een vorm van immateriële arbeid van – een zowel intellectueel als met emoties bekleed werk.

It Doesn’t Matter raakte alleszins een gevoelige snaar bij de andere grootmoeder van Šedá, haar oma van moederskant, Milada. Die vroeg haar kleindochter of ook zij niet aan een kunstproject mocht meewerken – een aanwijzing dat er ook rivaliteit kan optreden tussen grootouders. Het resultaat is A Normal Life (2017), dat als een grote digitale print op de derde verdieping hangt. De vele tekeningen van Milada zijn proustiaanser dan die van Jana, en ze tonen het dagelijkse leven onder het communisme in Tsjecho-Slowakije, dat zij zich als beter en normaler herinnert dan het leven na de Praagse Lente. De grootmoeder wordt zo een getuige van een verloren periode, die we dankzij haar eenvoudige lijntekeningen kunnen vergelijken met het actuele tijdperk.

Het omgekeerde kan natuurlijk ook: dat een oma modern of vooruitstrevend blijkt te zijn, en aan een toekomst appelleert eerder dan aan een verleden. Haar herdenken is in dat geval erop wijzen dat het leven vroeger niet zo heel anders was, laat staan beter. Charlie Koolhaas is een van de drie Nederlandse kunstenaars, naast Liedeke Kruk en Stacii Samidin, die gevraagd werden om een fotografieproject te realiseren voor My Oma. Koolhaas besloot zich te verdiepen in het leven van Wilhelmina Eybergen (1911-1977), haar grootmoeder van moederskant die overleed in het jaar waarin zij geboren werd. Eybergen werkte onder het pseudoniem Harriët Freezer, en ze was in de jaren zestig en zeventig bekend als een publieke figuur die de positie van de vrouw in het dagelijkse leven aankaartte. Ze schreef korte verhalen en columns, onder meer in De Groene Amsterdammer en Het Parool, die werden gebundeld in boeken met humoristische titels als Wat doen we met moeder met de feestdagen? uit 1975. Koolhaas ontdekte dat er in Nederland sinds de jaren negentig zestien straten zijn vernoemd naar het pseudoniem van haar grootmoeder. Enerzijds is dat niet gering, maar anderzijds betekent het misschien niet zo veel: weinig mensen weten naar wie of wat straatnamen verwijzen. De reeks Harriët Freezerstraat brengt vrouwen in beeld die vandaag in deze straten wonen. ‘Ik ben op zoek naar mijn grootmoeder in iedere vrouw,’ zegt Koolhaas zelf. Het maakt van de foto’s die ze maakte een soort stand van zaken van het feminisme, maar haar bijdrage aan My Oma heeft ook iets ontroerends. Toen Proust negentien was en hij de vraag beantwoordde, als onderdeel van de later beroemd geworden questionnaire, wat zijn grootste ongeluk in het leven zou zijn, was dit zijn antwoord: ‘Mijn moeder noch mijn grootmoeder gekend te hebben.’

 

• My Oma, tot 12 mei, Kunstinstituut Melly, Witte de Withstraat 50, Rotterdam.