width and height should be displayed here dynamically

Someone is getting rich

Jean Kawata & Ced’art Tamasala//CATPC, White Cube Lusanga (study), 2020. Someone is getting rich, Tropenmuseum, Amsterdam, 2023, foto Rick Mandoeng

Als je weet waar je moet kijken, zie je de sporen van het koloniale verleden overal: in het landschap, in de landhuizen langs de Vecht en in de panden aan de Amsterdamse grachten die met de opbrengst van plantages en koloniale plundering gefinancierd werden – en inmiddels als nationaal erfgoed in stand worden gehouden. Ook op abstracter – maar zeker niet minder wezenlijk – niveau geeft de ongelijkheid die het kolonialisme veroorzaakte onze wereld blijvend vorm: de basis voor ons financiële systeem werd gelegd tijdens de opkomst van het westerse kolonialisme.

In Someone is getting rich in het Tropenmuseum in Amsterdam worden de zichtbare, materiële sporen van het koloniale verleden verweven met de onzichtbare, abstracte structuren van het financieel kapitalisme om zo de onlosmakelijke verbondenheid tussen beide tastbaar te maken. Gastcurator Carrie Pilto poogde de complexe verknoping van kapitalisme en kolonialisme vooral tot de verbeelding te laten spreken. De tentoonstelling geeft geen historisch overzicht, maar schetst via een aantal thema’s en interessante combinaties van werken associatieve verbanden en contrasten. Iedere zaal is opgebouwd rondom een aantal kernbegrippen die te maken hebben met de financiële producten die ontwikkeld werden om het kolonialisme te financieren en die vandaag nog steeds tot de kern van ons financiële systeem behoren. Verhandelbare aandelen, bijvoorbeeld, werden in 1602 samen met het idee van de naamloze vennootschap door de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) geïntroduceerd om hun veroveringstochten te bekostigen. Eeuwigdurende obligaties tegen hoge rentes, ook wel bekend als verhandelbare schuldbewijzen, werden in dezelfde tijd populair en hielden kolonies in een financiële wurggreep. De korte toelichting bij de begrippen in de zaalteksten biedt voldoende achtergrond om de getoonde werken te contextualiseren, maar laat ook ruimte aan de kunstwerken en de verbeelding van de toeschouwer. Vakjargon wordt bovendien gemeden, wat de tentoonstelling aangenaam toegankelijk maakt.

De eerste zaal begint met, wat mij betreft, een van de hoogtepunten van de expo: de aandelen en schuldbekentenissen die de Britse kunstenaar Hew Locke in zijn Share series (2009) met symbolen en figuren uit inheemse culturen overtekende. De beeltenissen, afkomstig uit de verschillende culturen en samenlevingen die werden uitgebuit, duwen het koloniale, financiële systeem letterlijk weer naar de achtergrond. De papieren obligaties zelf zijn inmiddels waardeloos. Locke geeft ze een nieuwe waarde door er kunst van te maken. Als kunstwerken worden het opnieuw verhandelbare stukken, maar de echte ‘waarde’ is dat Locke ook een tegengeluid ontwikkelt, door een ander verhaal te vertellen. Even verderop hangt echter ook een reeks van Locke met een duisterdere inslag: daar zijn het Ku Klux Klan-figuren die over de bankpapieren getekend zijn.

In tegenstelling tot in Lockes allegorische constellaties wordt de verstrengeling van kapitalisme en kolonialisme in het overgrote deel van de tentoonstelling vooral in de specifieke nevenschikking van werken benadrukt. In de tweede, centrale zaal wordt dat associatieve spel het verst doorgevoerd. Bij binnenkomst zie je rechts Elemental Order (2017) van Cristina Lucas, een groot elektronisch paneel zoals je dat ook wel op de beurs ziet, waarop de waarde en wisselkoers van de chemische elementen van het periodiek systeem worden weergegeven. De abstracte, cijfermatige weergave van de continu fluctuerende koersen van mineralen en edelmetalen contrasteert sterk met DNB Gold Vault (2005), een reeks met statische, documentaire foto’s die Lucas van de nationale goudvoorraad in de zwaarbewaakte goudkluis van de Nederlandsche Bank maakte. De natuurlijke minerale grondstoffen die overzees gewonnen worden, zijn hier rechtuit en letterlijk gevat als monetaire eenheden. Rechts daarvan hangt dan weer een video van Pyotr Pavlensky’s performance Lighting (2017), die zowat antithetisch is aan de steriele cijfers en keurig gesorteerde goudstaven van Lucas. We zien hoe Pavlensky benzine over de gepantserde ramen van de Franse nationale bank in Parijs giet en ze in brand steekt, voor hij door twee paniekerige politieagenten hardhandig tegen de grond wordt gewerkt. Waar Lucas registreert, zoekt Pavlensky naar een vorm van verzet. Zinloos? Pure performance? Misschien. Maar met Pavlensky’s performance komt ook het politionele apparaat in beeld, en zo beginnen de puzzelstukjes langzaam op hun plaats te vallen.

Wanneer de werken zelf al te nadrukkelijk dat verband willen accentueren, wil het weleens mislopen. Zachary Formwalts meditatieve Wages on Sand (2020) toont gestileerde videobeelden van het Amsterdamse grachtenpand waar de regentenfamilie Van Loon vanaf 1884 woonde (sinds 1973 het Van Loonmuseum), en geschilderde portretten van de bewoners. Ondertussen horen we een voice-over die compromitterende feiten over de familie onthult – Willem van Loon was een van de oprichters van de VOC en Jan van Loon was de directeur van de West-Indische Compagnie (WIC). Het contrast dat Formwalt creëert draait om de lieflijke, sierlijke inrichting van het huis en het brute geweld waar de eigenaren deel aan hadden. Het ligt iets te veel voor de hand en werkt maar deels, vooral omdat Formwalt te veel uitlegt (‘the stock market and the slave market were part of a single system’) en uiteindelijk toch te weinig toont.

Dan liever Femke Herregraven, die in Attachment 2 (Study, work in progress) (2019-2023) een indrukwekkend fragment uit een onvoltooid werk laat zien. Net als Locke zoekt Herregraven naar een tegengeluid, een tegenbeweging die herstellend zou kunnen zijn. Dat doet ze in haar video-essay onder andere door de dichter Jörgen Gario en componist Dennis Thompson II een performance te laten uitvoeren op het landgoed van de weduwe Johanna Borski (1764-1848), een van de rijkste bankiers van Nederland. Haar kapitaal belegde Borski in plantages en slavenhandel, en met de rijkdom die daaruit voortvloeide, financierde ze onder andere Citizens Bank. Gario herdenkt het ongeschreven leed van de tot slaaf gemaakten door hun namen te declameren, ritmisch omkaderd door Thompson II.

De associatieve benadering en het contrast tussen meditatief en explosief werk houden Someone is getting rich spannend. Alleen de laatste en kleinste zaal van de expo, over de ontwikkelingen na 2008, is minder geslaagd. De werken missen context en weten de verbeelding niet aan te vuren. Het video-essay A Good Crisis (2018) van DIS, bijvoorbeeld, is te opgeblazen, het tempo te hoog en de gladheid van de presentator te karikaturaal. Natuurlijk is het een parodie op de stijl en toon die zowel in conspiracy theory videos als in reclames voor financiële producten wordt gebezigd, maar de ‘schokkende’ of ‘revelerende’ feiten over de financiële crisis van 2008 die op sensatiebeluste toon worden opgedreund, kennen we inmiddels wel. Het maakt de kleine tentoonstelling niet minder geslaagd; er is meer dan voldoende dat weet te boeien of te raken.

 

• Someone is getting rich, tot 7 januari, Tropenmuseum, Linnaeusstraat 2, Amsterdam.